Om te presteren moeten keuzes worden gemaakt. Dat varieert van het aantal uren dat je in je sport wilt steken en de club waar je bij traint, de keuze tussen sport, opleiding en maatschappelijke carrière, tot aan ethische en principiële afwegingen. Om het hoogste te bereiken zetten sporters vaak alles op hun sport, en als ze dat zelf niet doen, dan eist de bond of de coach dat wel. Sport dient op de eerste plaats te staan, de rest is daaraan ondergeschikt.
Dat betekent dat sporters soms al op jonge leeftijd uit huis gaan, de studie stop zetten, en alles doen wat trainer, coach of bond van ze verlangt. Alles voor de sport. Als het dan op het beslissende moment niet lukt, dan heeft het tenminste niet aan de voorbereiding en de gemaakte keuzes gelegen.
De stelling is dat je als sporter er ‘alles’ aan moet doen om het maximale uit je mogelijkheden te kunnen halen. Laten we deze stelling eens in breder perspectief plaatsen. Wie zijn de mensen die de medailles winnen? Wat hebben ze ervoor gedaan en, belangrijker nog, gelaten? Vanuit welke grondhouding sporten ze? Wat levert het uiteindelijk op?
In een vraaggesprek tussen Bettine Vriesekoop en Anky van Grunsven zegt Van Grunsven dat je geen goed mens hoeft te zijn om Olympisch goud te halen. Ze heeft een punt. Sterker nog, slechte karaktereigenschappen worden vaak als voorwaarde gezien om te kunnen presteren. Veel coaches willen klootzakken in hun team, mensen die er alles aan doen om te winnen. Als het moet door iemand te verzuipen, de hekken in te rijden of dwars doormidden te schoppen. Dat zijn de fysieke klootzakken. Subtieler, maar nog gevaarlijker zijn de psychologische klootzakken, die de tegenstander negeren, intimideren of psychisch terroriseren. Hier een staaltje van intimidatie en race psychology, toegepast door Simon Lessing op Chris McCormack (zie http://www.chrismccormack.com/blog/talesfromthetriathlontour). In 1998 komt McCormack voor het eerst dat seizoen Simon Lessing tegen in een wedstrijd. Het is de ITU World Cup race in Zurich. Lessing is op dat moment de absolute nummer 1 in de wereld op de Olympische afstand. Hij was zich daar erg van bewust.
McCormack: "He [Simon Lessing] was a special athlete, an intimidating guy, but not the most personable person you would ever meet. He was extremely arrogant but was a superstar in Europe, and in the World of triathlon. I found him really abrasive and cold and without personality. He was all business and never smiled much at all [...]
He had lost 4 races in 4 years and was not happy about it. I had beaten him at the World Championships to win the World title and his distain at losing this title was obvious. He was such a competitor and had been considered the World number 1 for 6 years. Here I was now, a 24-year-old upstart athlete ranked World number 1 and the current World Champion and he was not happy about it. I sat in the press conference very intimidated by Simon Lessing, and he made me feel that way. He made little effort to talk to me and his air of importance was very obvious. He was the King and acted like it. I knew how great this guy was and I knew how much he disliked me now. He disliked me for no other reason than because I held the titles that he considered were his, and he was looking forward to racing me again in this new season. When asked the question in the press conference how he felt about racing the new wave of triathlon star in Chris McCormack, even with myself sitting right next to him, he said the following. I will never forget it as long as I live. This is not verbatim but very close:
“You use the word NEW star like I am an OLD star. I lost two races last year and one happened to be The World Championships. It happens. So what! Chris is the new ITU World Champion and also the World Cup Champion. It's impressive and he should be proud of himself. He is the World Number 1, well so the ITU thinks now. I have found in this sport that people forget very quickly. On January 1, a new year began and new champions will be crowned. Will you call me OLD if I disperse with the NEW, or will this be forgotten as well?”
I have to say I agreed with him. You had to respect this man's confidence! He spoke with such authority you believed him. I knew how good he was and I was still scared to death of this guy. I look back now and I know I lost my battle with Simon in that Press Conference. My answer to the question was something like this:
“Simon is a great athlete, one of the best, and one of my idols, and I am looking forward to racing him again. I don’t know how I will go against Simon. I have only beaten him 2 times in my life so if I can do it again, that would be great, but if not it is normal. Not many people have beaten him, so it is special if you do. I will try my best ”
Not the answer the World Champion should give is it! This guy intimidated me so much he always made me second-guess myself."
Eerzucht en een groot ego zijn andere noodzakelijk geachte onderdelen van het profiel van winnaars. Ego’s op zoek naar erkenning, bevestiging en adoratie. Dat zijn de sporters die absoluut niet tegen hun verlies kunnen. Himmelhoch jauchzend wanneer ze winnen en zum Töde betrübt wanneer ze verliezen. Denk Lance Armstrong.
Om te kunnen winnen, moet je willen winnen. Daarvoor moet je vaak, maar niet altijd, je eigenbelang laten prevaleren boven het belang van je tegenstander. (In sporten als wielrennen speelt de gunfactor een belangrijke rol, en dan kan het handig zijn om in een goed boekje te komen bij de concurrentie. Daarom is het makkelijker voor iemand met het karakter van Paulo Bettini om te kunnen winnen dan een renner á la Ricardo Ricci.)
Tot zover de uitweiding over Van Grunsvens opmerking. Vriesekoops reactie is dat de sporter in het reine moet zijn met zijn geweten om maximaal te kunnen presteren. Ze zegt het niet letterlijk, maar je zou kunnen zeggen dat je juist een goed mens moet zijn om te kunnen winnen. Twijfels over gemaakte keuzes, over de waarde van een titel en of het het allemaal waard is geweest.
Twijfels hebben immers de eigenaardige gewoonte de kop op te steken op de momenten dat het het slechtst uitkomt. Bijvoorbeeld tijdens die wedstrijd waar je jaren naar toe geleefd hebt en waar je innerlijke stem met heel lastige vragen kan komen. En concentreer je dan maar eens op je wedstrijd. Op de lange termijn loont het niet je relatie te laten verslonzen vanwege de sport, of je opleiding niet af te maken als dat je in een later stadium in de weg gaat zitten. Op beslissende momenten gaat het erom alles uit de omstandigheden en voorbereidingen te halen wat erin zit – en dat lukt erg moeilijk als je geweten of keuzes uit het verleden je in de weg zitten.
Sport is emotie. De psychologie onderscheidt vier basisemoties. Angst, woede, verdriet en blijdschap zijn de golven waarop de mensheid leeft en waarvanuit sporters presteren. Op drie hiervan kan je het label ‘negatief’ plakken. Alleen blijdschap is een positieve emotie. Wilfred de Jong, theatermaker en sportfreak, zegt dat uit woede de mooiste dingen zijn voortgekomen. Dat geldt ook voor angst en verdriet. Als we de liedjes, gedichten en boeken die vanuit die brei van emoties zijn geschreven in de ban zouden doen, blijft er bar weinig meer over.
De vraag is in hoeverre je maximaal kunt presteren vanuit een negatieve emotie. Ruud Gullit is ervan overtuigd dat je alleen aan je top kan komen door vanuit het positieve te presteren. Dat betekent niet dat je een hele wedstrijd door in een ‘blijde’ gemoedsgesteldheid dient te verkeren, maar dat woede, angst en verdriet niet domineren.
Om goed te kunnen acteren dienen acteurs het gehele emotiespectrum paraat te hebben. In een bepaalde situatie zou je de meest geschikte emotie moeten kunnen oproepen om daar maximaal profijt uit te trekken. Men noemt dat emotiemanagement. Mijn theorie is dat dan wel verwerkte emoties moeten zijn. Onverwerkte emoties, of sporten om emoties te verdringen, leidt vaak tot frustraties en kan maximaal presteren blokkeren. De sporter moet zijn emoties kunnen sturen en niet andersom.
Dat betekent dat de meest complete sporters degenen zijn die met zichzelf en omgeving in balans zijn. Topsporters zijn mensen die tot aan het randje gaan, maar er net niet overheen. Punt is dat je pas weet waar de grens ligt totdat je erover bent geweest. In het streven naar maximaal presteren gaat elke topsporter er wel eens overheen. Degenen die weer op tijd tot de orde worden geroepen en ervan leren zijn de mensen met de beste kansen. Zij zullen niet langer meer ‘alles op de sport zetten’, maar de sport in evenwicht brengen met de rest van hun leven. Coaches of organisaties die dit gedeelte (je zou het persoonlijkheidsontwikkeling of persoonlijk evenwicht kunnen noemen) onderschatten of zelfs ondermijnen zijn er heel veel. Je kan hiermee veel bereiken – maar of dit tot langdurig presteren leidt is zeer de vraag. Sowieso is niet in het belang voor de sporter als mens en vaak fnuikend op het moment supréme.
Sporters die op dit moment (we schrijven 2004) hun leven op orde hebben zijn Renate Groenewold en Erben Wennemars. Groenewold is vorig jaar erg diep geweest. Ze twijfelde aan van alles en nog wat, heeft uiteindelijk meer afstand van de sport genomen en is minder obsessief bezig gegaan met trainingen en wedstrijden. Resultaat is dat ze nu haar volledig potentieel kan benutten. Presteren is geen obsessief doel, maar een resultante van de manier waarop ze in het leven staat en haar keuzes heeft gemaakt. Ze heeft hiermee door haar glazen plafond kunnen breken. Het was fantastisch om te zien hoe ze tijdens het WK allround Pechstein versloeg in een heroïsch gevecht. Pechstein van wie ze voorheen slechts zelden, en zeker niet op deze manier, had gewonnen.
Olympisch goud is mooi, maar niet alles. Na de finale van de zevenkamp van de Spelen in Sydney ging Charles van Commenée naar het sportrestaurant. Het was al na middernacht en erg rustig. Ergens op een tafeltje achteraf zat een atlete. Te eten. Ze oogde eenzaam, zo van die afstand. Toen hij dichterbij kwam bleek het de door hem gecoachte Denise Lewis te zijn die die avond Olympisch goud had gewonnen. Eenmaal uit de schijnwerpers van het volle stadion was ze van halfgod weer gewoon een kwetsbaar mens.
Bevrediging vind je uiteindelijk niet in die gouden Olympische medaille waar je alles voor het gedaan en alles voor hebt gelaten. Je vindt het wel in interpersoonlijke en dit leven overstijgende zaken. Winnen maakt niet gelukkig, maar gelukkig zijn kan je wel helpen winnen.