Welkom

Ik hoop dat je inspiratie vindt op mijn site!

Reacties of suggesties voor onderwerpen zijn welkom op mijn e-mailadres: bertflier72@gmail.com.

Veel plezier,

Bert Flier

donderdag 16 september 2010

Ameland 2010: In achtervolging op een oudere jongere

Rob Barel begon zijn triathloncarrière begin jaren tachtig. Dat waren me nog eens tijden. Er was geen internet, en als je tv keek, dan was het naar Nederland 1, 2 of 3. Het Nederlandse politieke bestel zat nog netjes opgesloten in zuilen, en de top-40 werd aangevoerd door Twilight Zone van de Golden Earring, I Love Rock & Roll van Joan Jett & the Blackhearts en Private Investigations van Dire Straits.
In deze lang vervlogen tijden heeft het duo Kooten en De Bie legendarische televisie gemaakt die aan actualiteit nog weinig ingeboet heeft. Een van de typetjes was Koos Koets. Koos is een oudere jongere. Dat is iemand die de jaren van de jeugd al lang achter zich heeft gelaten, maar zich nog wel voelt als een jongere. Rob Barel is eigenlijk de vleesgeworden oudere jongere. Het vermoeden bestaat dat hij, trainend in de bossen rondom Overberg, de bron van de eeuwige jeugd heeft ontdekt. De tijd lijkt op hem maar geen vat te krijgen. Nu gaat de vergelijking van de atleet Rob Barel met de hippie-achtige Koos Koets mank op ik-weet-niet-hoeveel punten, maar Rob zou wel lid kunnen zijn geweest van de door Koos Koets en Robbie Kerkhof opgerichte Stichting Morekop (omdat wij more in de kop hebben dan jonge jongeren). Want more in de kop, dat geldt zeker voor Rob. Taktisch, technisch en mentaal staat hij binnen de sport op Nobelprijsniveau. Niet voor niets werden in het jubileumnummer van het Amerikaanse toonaangevende blad Triathlete vijf pagina’s gewijd aan The Other Great One. Rob wordt in dat artikel in één adem genoemd in het rijtje Dave Scott, Scott Molina, Scott Tinley en Mark Allen. Dat u het maar weet.

Rob kon er in Kijkduin, met het NK offroad, niet bij zijn om zijn titel te verdedigen. Ik heb die titel nu voor een jaar in bruikleen. Op Ameland treffen we elkaar voor het Open Amelands Kampioenschap.

Traditioneel reis ik vrijdag al af naar het mooiste stukje buitenland van Nederland. Vanaf veerboot De Sier duiken de contouren van Ameland op uit de mistflarden die over de Waddenzee waaieren. Voor de zevende keer alweer, maar het beeld van Ameland dat aan de horizon opdoemt blijft boeien. Van de zeven bezoeken is dit de vierde keer om de wedstrijd te doen. De concurrentie hier is minstens zo sterk als op het NK in Kijkduin. Rob heeft startnummer 1. Hij won bijna alle edities op Ameland, inclusief het EK offroad in 2008 en het NK in 2009. Jeugdiger concurrentie vind ik in Edo van der Meer, tweede op het NK halve en topper op de kwart, en Mark Oude Bennink. Om het leeftijdsverschil te onderstrepen: deze mannen waren nog vloeibaar toen Rob zijn eerste titels won. De nummers drie en vier van het NK offroad, Marc Prins en Jeroen van Dijke, zijn er ook, evenals hardzwemmers en goede mountainbikers Erik Wolsing en Johan Neevel.

Gezien de zwemkwaliteiten van de heren Van der Meer, Oude Bennink, Wolsing en Barel verwacht ik een kopgroepje van vier waarop ik in achtervolging zal moeten. In het offroadwerk is het mountainbiken het sleutelonderdeel. Mijn plan is om het fietsparcours aan te vallen als ware het een vlakke tijdrit. Daartoe heb ik een volgeveerde Cube AMS afgesteld in hoeken die dichtbij de afstelling van m’n tijdritfiets komen. De Cube heb ik zelfs getooid met het gewei van een opzetstuur. De parcoursverkenning vrijdag bevestigt wat ik vermoedde: in de weilanden kan ik tegenwind in het ligstuur vol tegen de wind in beuken. De vering effent de hobbels onder me weg. Morgen zal de wedstrijd vertellen of dit de goede keus is.

Vrijdag, bij de inschrijving, krijg ik de heuglijke mededeling dat de Waddenzee maar liefst 14.9 graden warm is. Dat is een heel verschil met de 12.4 graden die afgelopen week op de website prijkte.

Zaterdagochtend loop ik na het ontbijt naar het strand om me mentaal voor te bereiden. Op het Hoogste niveau heb ik dat al gedaan. Technisch en taktisch is het huiswerk ook gemaakt. Ik voel dat er nog iets ontbreekt, maar ik kan de vinger er niet op leggen. Zittend op een bankje op het strand breekt het inzicht door. Ik heb me niet bezig te houden met allerlei mogelijke scenario’s en met puzzelen op welke manier ik als eerste over de streep kan komen. Mijn grootste uitdager is het eiland zelf. Ameland is voor mij een stuk lastiger dan Kijkduin. Dat komt doordat je, in het bos en in de weilanden, constant moet zoeken naar het juiste spoor. Elke foute keuze kost je 1 of 2 seconden. Als je dat vermenigvuldigt met heel veel, dan lopen die kleine foutjes snel op tot 1 of 2 minuten. En trillende benen van vermoeidheid, en als je pech hebt een paar schuivers. Niet tegen, maar met het eiland en de omstandigheden. Niet forceren, maar accepteren en incasseren.

Gewapend met deze wijsheid betreed ik het parc fermé voor de laatste voorbereidingen. Om aan de temperatuur te wennen, lig ik twintig minuten voor de start in het water. Dat voelt stervenskoud aan, maar wanneer ik eenmaal gewend ben, valt de temperatuur alles mee. Irritanter zijn de korte, strakke golven die 200 meter pal tegen staan, daarna van opzij komen, en je pas op het laatste stuk vanachter opduwen. Tijdens het inzwemmen kan ik geen ritme vinden. Dat moet dan maar tijdens de wedstrijd.

Net voor de Le Mans-start (vanaf de walkant starten, een stukje hardlopen en dan het water in) demonstreer ik aan mijn collega’s waar ik het koortje voor het openritsen van m’n wetsuit stop. Onder de badmuts. Dan kan niemand m’n pak opentrekken. Ik oogst bewondering voor dit staaltje, van collega-triatleet Mischa Kleveringa gestolen preventief denken.

Johan Neevel is al net zo preventief bezig als ik, en ziet dat het starthek een probleem gaat vormen. Hij lobby’t daarover met de wedstrijdleiding. Die heeft het plan het starthek na het startschot van rechts naar links open te zwenken. Johan betoogt dat dat in het nadeel is van de mensen die links staan. Die vier of vijf seconden kunnen het verschil maken tussen wel of niet de aansluiting met de kopgroep vinden.

Johan staat natuurlijk links opgesteld. Ik ook.

De wedstrijdleiding besluit in eerste instantie het hek te laten staan, bang als men is voor een pikstart. Wanneer de gehele eerste startrij, op eigen initiatief, plechtig belooft te blijven staan waar we staan (behalve Edo, die baldadig roept dat hij start zodra het hek wordt weggehaald), gaat de wedstrijdleiding overstag. Misschien juist door de opmerking van Edo. Kort voor de start wordt het hek weggehaald en vervangen door een lint. Ik moet de neiging onderdrukken om direct een stap naar voren te doen. Om me heen zie ik meer van dit soort reflexen, maar het veld demonstreert een mate van zelfdiscipline waar het Chinese leger trots op zou zijn. We bewegen zelfs geen millimeter.

Totdat het startschot klinkt. Als opgejaagd wild sprint het complete deelnemersveld de kade af, de Waddenzee in. Op de voeten van Rob Barel en Johan Neevel dolfijn ik door het ondiepe gedeelte. Daarbij hap ik een enorme slok brak Waddenzeewater naar binnen. Even een golf over het hoofd gezien. M’n lichaam gaat in de paniekstand, en ik begin te hyperventileren. Schoolslag zwemmend manoeuvreer ik naar de zijkant, op zoek naar zuurstof en ruimte. Een man of dertig, veertig passeert me voordat ik weer een beetje kan zwemmen. Accepteren en incasseren, het is al begonnen voordat ik er erg in heb. Het duurt even voor ik voldoende controle over de ademhaling heb en ik voluit kan zwemmen. De kopgroep is in no time buiten bereik.

Net wanneer ik in m’n slag kom, na minder dan 300 meter zwemmen, voel ik m’n wetsuit openscheuren. Een koude stroom zeewater kruipt tussen wetsuit en huid. Het water klotst in het wetsuit. Ik blijf zwemmen, en kan de voeten houden van de mannen voor me. Wat er gebeurt is weet ik niet, maar ik vermoed dat een klein scheurtje in het neopreen onder de linkeroksel een hele grote scheur is geworden die dwars over m’n rug loopt. Het kan niet zo zijn dat m’n rits is opengegaan: het koortje daarvan zit immers nog steeds vernuftig opgeborgen onder de dubbele badmuts.

Het wetsuit blijft zitten, ik kan blijven zwemmen, en besluit me er verder niet druk om te maken. Gewoon de voeten van de mannen voor me houden en zorgen dat ik wat opschuif. Een paar mensen kan ik bijhalen door een strakkere lijn te zwemmen, en bij de landpassage na een kilometer hoor ik dat ik niet al te ver achter Johan Neevel en Rob Barel zit. De achterstand op Edo krijg ik niet mee, en ik hoor ook niet wat men verder naar me roept. Fanatiek is het wel. Na de wedstrijd begrijp ik dat er is geroepen dat de rits van m’n wetsuit openstond. Geen idee hoe dat is gekomen.
Als achtste, op krap vier minuten van snelste zwemmer Edo van der Meer, en 50 seconden achter Johan Neevel en Rob Barel, kom ik uit het water. Dat was de slechtste zwembeurt van het hele seizoen, maar ik heb de hyperventilatieaanval en een opengescheurd pak overleeft. En er is nog ruim twee uur wedstrijd te gaan.

Op de fiets neem ik even de tijd om het juiste ritme te vinden. Het duurt 2 kilometer om de twee man terug te pakken die met me uit het water kwamen. Daarna draai ik de gaskraan vol open. Op het strand, na een kilometer of vijf, zie ik Johan Neevel en Menno Iedema voor me uit rijden. Menno haal ik bij in het bos, Johan een stukje later, in het weiland. De achterstand op de koploper is dan terug naar ruim drie minuten. Ik loop dus in. De Cube doet z’n werk goed, want ik kan snelheid blijven houden op de stuiterende ondergrond.

In eerste instantie gebruik ik Johan als windvanger, zodat ik kan herstellen van de inspanningen in de eerste kilometers. Wanneer ik even later de kop neem, blijkt dat hij goede benen heeft. Hij kan mee, en meer dan dat: ik zit soms gewoon te zwoegen om ‘m bij te kunnen houden. Op de technische gedeeltes stapel ik foutje op foutje, en neemt Johan een paar keer een aantal meter voorsprong. Ik ben, voor de zoveelste keer op Ameland, aan het vechten. Niks pact met Ameland. Dit is een episode uit de serie Luctor et Emergo.

Op het strand, normaal mijn sterkste terrein, wordt de beproeving alleen maar zwaarder. Er is zandsuppletie gepleegd. Het resultaat is een soort van drijfzand. De brede, harde zandplaten die je hier normaal hebt zijn er niet. Je moet dicht tegen de duinen rijden om nog een beetje snelheid te kunnen maken. Dat gaat tegen de intuïtie van het strandrijden in. Johan rijdt als een monster, en rijdt met nog wat minder bandenspanning dan ik. Met moeite kan ik zijn wiel houden. Na een paar kilometer halen we Erik Wolsing in. Dat betekent dat we derde en vierde liggen. Alleen Rob en Edo rijden nog voor ons, op een minuut of drie. Dit stuk gaat de Vorentscheidung opleveren, besef ik me.

Foto: janvanosameland.nl

Op een slecht lopend stuk strand net onder de duinenrij besluit ik Johan te volgen, die zijn heil zoekt op een strak ogend gedeelte nabij de vloedlijn. The grass is always greener on the other side. Met moeite kom ik fietsend over de strook mul zand die me scheidt van de veelbelovende zandplaat. De keuze pakt desastreus uit. Het zand is niet hard, maar heeft de structuur van modder. We rijden ons bijna vast. Binnen de kortste keren maken we rechtsomkeert, terug naar het spoor vlak onder de duinen. Johan kan het fietsend oplossen, maar ik moet ervan af om weer terug bij het oude spoor te komen. Dit geintje kost me zeker een minuut, bedenk ik me. Rob maakt altijd de goede keuze, en ik zie dat zijn spoor, net als dat van Edo, op het best lopend stuk zijn getrokken. In de verte turend probeer ik in te schatten hoe groot de schade is. Ik zie één figuurtje aan de horizon, maar de auto die de koploper begeleidt, is al uit het zicht. Dat is geen goed teken.

Net nadat we van het strand komen, zie ik Edo. Lopend, met zijn fiets aan de hand, terug richting strand. Zijn ketting blijkt gebroken. Ik snap niet waarom hij in tegengestelde richting loopt, maar later blijkt dat hij terug is gelopen om een stadsfiets te lenen, zodat hij in ieder door kan.

Dat is natuurlijk zo verboden als wat, maar toch doet deze actie me deugd. Hiermee heeft Edo blijk gegeven de ware offroad-mentaliteit te hebben en over te kunnen gaan op survival modus. Alleen jammer dat dergelijke fietswissels, hoe kansloos ook, reglementair niet zijn toegestaan. Want het is een publiekstrekker van jewelste. Gelijk met Jeroen van Dijke kwam Edo de tweede wissel binnen razen, gezeten op zijn stalen ros van twintig kilo, helm op het hoofd, de mountainbikeschoenen los op de pedalen, het startnummer wapperend in de Amelandse wind. Het moet er niet uit gezien hebben. Hij is ter plekke gediskwalificeerd, maar heeft toch nog een rondje gelopen. Hulde.

De heer Barel heeft van deze slapstick niets meegekregen. Hij had namelijk al anderhalve minuut voorsprong genomen op Edo toen hij zijn ketting brak. In z’n eentje is Rob ook op mij en Johan uitgelopen, terwijl wij samen zo hard hebben gefietst als we konden. Met vier minuten voorsprong begint hij aan het 12 km lange en listige loopparcours.

Vier minuten is erg veel, maar niet onmogelijk. Direct vanuit het parc fermé leg ik de pees erop. Na een paar honderd meter hoofdrekenen kom ik erachter dat ik twintig seconden per kilometer moet inlopen om te kunnen winnen. Als ik superbenen heb, en Rob een slechte loopdag, dan is het theoretisch mogelijk. Maar hoe ik probeer, ik kom geen centimeter dichterbij in de eerste ronde. Rob is gewoon te sterk vandaag, en ik ben blij dat ik er een beetje normaal tempo kan uitpersen. Uiteindelijk loop ik nog iets van anderhalve minuut in, maar dat is lood om oud ijzer. Rob wint, ik word tweede, en Marc Prins, de nummer drie van het NK in Kijkduin, derde.

Dat is wel m’n beste uitslag ooit op Ameland. Ik weet wat ik moet doen om hier te kunnen winnen: sowieso een superconditie hebben, maar ook technisch beter worden. Het begin is al gemaakt, want tussen Kerst en Oud en Nieuw organiseer ik een offroad triathlonstage. Je bent bij deze uitgenodigd.

Uitslag Open Amelands Kampioenschap Offroad Triathlon, 11 september 2010

1. Rob Barel 2:40:34
2. Bert Flier 2:43:48
3. Marc Prins 2:47:30
4. Jeroen van Dijke 2:48:11
5. Johan Neevel 2:51:12