Welkom

Ik hoop dat je inspiratie vindt op mijn site!

Reacties of suggesties voor onderwerpen zijn welkom op mijn e-mailadres: bertflier72@gmail.com.

Veel plezier,

Bert Flier

maandag 23 augustus 2010

NK offroad Kijkduin: Kroon op het seizoen

'Bert Flier en de Beach Challenge, ze hebben wat met elkaar. Niet alleen is de Barendrechter een trouwe deelnemer - hij startte in tien van de dertien edities tot nu toe - ook bezet hij er de laatste jaren vrij constant het podium. De vorige NK-editie in 2007 op plaats één, en de twee jaren daarna als tweede. Maar dit jaar, met de Beach Challenge wederom als NK cross-triathlon, weer terug op de hoogste trede'.

Tot zover het wedstrijdverslag op http://www.triathlonweb.nl/ (zie ook http://www.youtube.com/watch?v=h04oG1bVlF0 en http://www.westonline.nl/programmas/tvwestsport voor beeldmateriaal)

Deze intro behoeft toelichting op twee punten.

1. Inderdaad hebben Bert Flier en de Beach Challenge wat met elkaar. Maar, zoals in elke relatie, is het niet altijd koek en ei geweest tussen ons tweeën. De Beach Challenge heeft me doen lijden, gefrusteerd, heeft me fysiek en mentaal op de pijnbank gelegd. In m'n eerste start mis ik een boei, waardoor ik zowat aan de monding van Thames eindig in plaats van op het strand van Kijkduin. In een andere editie moet ik vanwege een stootlek tien kilometer (tegenwind natuurlijk) op de velg rijden voor ik mag wisselen. Ik heb, in twee verschillende wedstrijden, potentieel dodelijke salto mortales gemaakt. Ook wat ik vantevoren dat ik tijdens het lopen steevast kotsmisselijk ben vanwege ingeslikt zeewater. Dan noem ik niet eens de twee tot drie kleine valpartijen per aflevering en de onverklaarbare schaaf- en snijwonden die ik na elke finish moet behandelen. Alsof ik in een rol prikkedraad ben gesprongen. Komt omdat ik zo dicht mogelijk langs de bomen en struiken stuur, en daarbij regelmatig wat schamp.

Ik heb moeten leren dat mijn karakter mijn grootste tegenstander is in offroad triathlons. In wegtriathlons kan ik prima doseren en taktische afwegingen maken. Niet bij de Beach Challenge. Daar ga er altijd vol in. Zonder voorbehoud. Hoe woester de zee, hoe harder de wind, hoe donkerder de wolken, hoe meer ik me in m'n element voel.

Ik heb ontdekt dat ik in apocalyptische omstandigheden overga op zelfdestructiemodus. In 2007, toen ik Ironman Hawaii deed, sprak ik een oude, wijze Zwitser. Hij was piloot geweest en verhuist naar Hawaii vanwege gezondheidsredenen. Hij leefde al 15 jaar langer dan de Zwitsere doktoren hem hadden gegeven. Hij had zijn extra tijd besteed aan het leren van de inheemse taal en de cultuur van het eiland. Daarmee had hij ook een groot psychologisch inzicht verworven. Hij vroeg of hij me een persoonlijke vraag mocht stellen. 'Go ahead', zei ik. 'Were you a drug addict?', vroeg hij me.

Die vraag sloeg in als een bom. Ik heb weliswaar nooit drugs gebruikt, maar hij herkende in mij wel het persoonlijkstype. Expert ben ik niet in de chemische gevolgen die triathlons hebben, maar ik weet wel dat ik me het prettigst voel na een zware inspanning. En dat dat verslavend werkt.

Zware omstandigheden, in combinatie met een grote wedstrijd, maken me onrustig. Een donker, gloeiend oerinstinct komt dan naar boven. Nauwelijks te controleren. Wat het is, en waar het vandaan komt, ik weet het niet. Het is m'n kracht, en m'n zwakte. Alsof er binnenin me een heftige strijd wordt gestreden. Het creëert angst, maar het inspireert tegelijkertijd. Lanzarote, de Beach Challenge, Hawaii, Almere, Ameland, Allgäu: dat zijn de wedstrijden waar dat oerinstinct opleeft. Daarom ook wil ik zo graag de Beach Challenge winnen. Juist omdat ze me met mezelf confronteert en het me zo moeilijk maakt.

En toch ben ik niet bang voor de grillen van de Beach Challenge. Sterker nog, ik kijk uit naar m'n jaarlijkse weerzien met de Haagse dame. Net voor de start ben ik heel ontspannen. Ik herinner me niet meer wat dit onderonsje met Cesar Beilo (rechts, voor de kijkers links) inhield, maar het lijkt alsof ik hem complimenten maak over z'n pak. Johan Neevel (links, voor de kijkers rechts) zit al in z'n eigen wereld.
Foto's: Herman Vrijhof

2. Het vrij constant bezetten van het erepodium is slechts van de recente jaren. De meeste edities finishte ergens ver achter de winnaars. Meestal omdat ze gewoon beter waren dan ik, soms door pech, maar vooral omdat ik mezelf al vroegtijdig had uitgeschakeld. De eerste edities scoorde ik al eens een snelste fietstijd en één van de snelste looptijden. Maar als je vervolgens grote steken laat vallen op de andere onderdelen, dan kan je 't wel vergeten. Toch is in die eerste edities de overtuiging gegroeid dat ik de Beach Challenge moet kunnen winnen. Mits ik me niet al te veel op sleeptouw laat nemen door de krachten die de Haagse dame in me los maakt. Ook heb ik geleerd dat je foutjes mag maken. Dat wil ze je vergeven. Als je het later maar weer goed maakt.

Terug naar de editie 2010. Samen met Herman Vrijhof loop ik naar de start. Herman heeft me meer dan tien jaar begeleid. Hij kent dus ook mijn Beach Challenge-verleden. Hoe hij het precies formuleerde weet ik niet meer, maar het komt erop neer dat hij vraagt met welke ambities ik start, en of ik al een wedstrijdtaktiek in gedachten heb.

Meestal ben ik niet zo uitgesproken, maar deze keer durf ik hardop te zeggen dat ik start voor de winst. Ik heb een stuk of acht scenario's in m'n hoofd. Met allemaal dezelfde uitkomst. Winst. Hoe ik ook m'n best doe, ik kan niet op een scenario komen waarbij ik niet win.

Het schiet daar m'n hoofd dat ik me wel eens vaker zeker heb gevoeld. Rotsvast overtuigd van m'n kunnen. De uitkomst was dan meestal een desastreuze wedstrijd. Omdat ik op mezelf vertrouwde. Ik heb geleerd dat ik dat dus niet moet doen. Want mijn kunnen bepaalt de uitslag niet. Dat doet de Grote Machinist, zoals een clubgenoot me dat, na het lezen van het wedstrijdverslag van Allgäu, zo mooi mailde.

Het inzwemmen doet m'n hart sneller kloppen. De branding is ruw, en als je daar eenmaal doorheen bent, krijg je te maken met een woelige, soms kolkende zee. Er staan golven van twee meter hoog. Een ritme kan ik er niet in ontdekken. Het zwemmen wordt zwaar. Een golf adrenaline stroomt door me heen. De Haagse dame heeft me al in haar ban, nog voor het startschot is gelost.

Vlak voor de start ijk ik mezelf. Agressief racen, maar toch beheerst. Risico's nemen, maar geen onverantwoorde. Niet tegen, maar met de elementen strijden. Niet racen voor eigen eer en glorie, maar voor Degene die de zee, het strand en de duinen gemaakt heeft.

Ik stel me op voor de startstreep. Een minuut voor de start sprint een paar man de branding in. Valse start. Ik houd me rustig. Dan valt het startschot. Ik ben goed weg, en kom zonder veel inspanning door de branding. Als tweede rond ik de eerste boei, een meter of twintig achter Erik Wolsing, de beste zwemmer van het veld. Na de boei leidt het parcours linksaf, parallel aan de kust. De golven komen van rechts. Ik adem links. Ondanks dat ik de golven niet zie aankomen, kan ik redelijk blijven zwemmen. Hoog op het water liggen, het ritme aanpassen en lekker beuken. Niet normaal zoals de zee tekeer gaat. Het ene moment lig je in een golfdal van twee meter diep, het volgende moment heb je uitzicht over half Den Haag. Scènes uit Deadliest Catch flitsen voorbij. Ik geniet met volle teugen. Dit is offroad triathlon zoals het bedoeld is. De mens met de elementen. En ik lig nog steeds op de tweede plaats. Een paar slagen rugslag leren me dat drie man min of meer in m'n voeten liggen: bij elke golf wordt het groepje door elkaar gehusseld. De momenten dat ik op een golftop lig, gebruik ik om me te oriënteren.

Net voor de keerpunt-boei komt Johan Neevel me voorbij. Ik nestel me in zijn voeten - voor zover dat kan tenminste. Het laatste stuk, terug naar het strand door de branding, kunnen we half body-surfend afleggen, zo hard duwen de golven ons naar het strand. Op het strand dienen we een stuk terug te lopen, en dan weer de branding door voor het laatste lusje zwemmen. Dat is lastig. Het bloed zit in je schouders en bovenlichaam, je moet gaan staan, sprinten over het strand, weer terug de branding in, en weer gaan zwemmen.

Ik overleef de strandpassage, en duik samen met Cesar Beilo weer de branding in, op weg naar de keerpuntboei. We komen een paar golven tegen van heb-ik-jou-daar. Boven het bulderen van hoor ik Cesar roepen. 'Dit heeft niets met zwemmen te maken.'

In een kopgroepje van drie kom ik terug op het strand. Erik Wolsing, die twee minuten voorsprong had, blijkt te zijn fout gestuurd bij de eerste strandpassage en komt gelijk met Cesar en ik uit het water. Johan heeft in het laatste stuk ons moeten laten gaan.

De wissel is goed, en met z'n drieën rijden we de boulevard over, het strand op. Zeven kilometer tegenwind tot aan het keerpunt in Ter Heyde, vijf kilometer meewind, dan een benenbrekend lusje door de Puinduinen met drie trappen, en nog eens twee kilometer meewind tot aan Kijkduin. En dat rondje daarna nog een keer.

De belangrijkste concurrenten voor de NK-titel is Rorik Schouten. Voor de overall-winst doet ook de winnaar van vorig jaar, de Belg Paul Embrechts, mee. Ik heb de eerste slag geslagen, want zij zitten er niet bij. Dat is het goede nieuws. Minder prettig is dat Johan niet bij ons zit. Die fietst namelijk goed, en met z'n vieren is het nog harder rijden dan met z'n drieën.

Wij geven hem de kans om terug te komen, maar één tegen drie (je mag stayeren in offroad triathlons) blijkt een oneerlijke strijd. Cesar, Erik en ik rijden kop over kop en werken prima samen. Alles lijkt soepel te gaan. Totdat we naar links moeten om een diepe plas te ontwijken, en de camerawagen van TV West bijna dwars op ons groepje inrijdt. Het gaat net goed.

Erik rondt als eerste het keerpunt, en trekt meteen vol door. Met dit soort wedstrijden zijn de stukken meewind het zwaarst. Dan kan je iemand lossen. Cesar moet meter voor meter prijsgeven. Ik laat Erik op twintig meter rijden, en zoek naar de ontspanning. Johan zit op veertig seconden, maar heeft gezelschap gekregen van Paul Embrechts. Die is dus aan het terug komen. Dat geldt ook voor Rorik Schouten, die aan een opmars bezig lijkt. Alles ligt nog open.

De eerste passage van de Puinduinen doe ik op een paar procent reserve. Voor zover dat mogelijk is. Want het blijft zwaar, drie keer een trap van 50, 60 treden binnen vijf minuten. Op een vlak gedeelte, in een nieuw lusje, maak ik bijna een cruciale fout. Ik wil rechtdoor, terwijl het parcours naar rechts gaat. Erik, die achter me zit, corrigeert me. Had ik alleen gereden, dan was het hier fout gegaan.

Vanaf de Puinduinen het strand op is weer een sleutelmoment. Het lactaat van de drie trappen zit nog in je systeem, en dan moet je vlak daarna tweehonderd meter door het mulle zand rijden om op het harde zand te komen. Ik haal het net. Erik doet het net wat beter en pakt weer twintig meter. Het is nog een dikke kilometer voor de wind tot aan het keerpunt bij Kijkduin. Dat heeft de sadische organisatie middenin het mulle zand gelegd.

Precies wanneer we het keerpunt ronden, sluit Paul Embrechts aan. Die heeft dus in z'n eentje veertig seconden goed gemaakt in zeven kilometer tijd. Erg sterk. Cesar Beilo is in geen velden of wegen te bekennen, en Rorik moet de lus door het mulle zand nog maken wanneer wij alweer tegenwind naar Ter Heyde rijden.

Met z'n drieën. En Rorik zit alleen. Vooral Paul doet lange, harde aflossingen. Ik ben blij dat ik af en toe mag schuilen, want de benen beginnen al wat moe te worden. Ik bereid me alvast voor op het stuk meewind van straks.

Bij het keerpunt moeten Erik en ik van de fiets. Paul is handiger met de mountainbike, maakt een bredere bocht, en kan blijven fietsen. Hij pakt direct een kleine voorsprong. Die breidt hij meter voor meter uit. Heel langzaam rijdt hij van me weg. Ik geef bijna alles om hem niet verder te laten wegrijden. Erik rijdt gelijk op met mij, maar moet mij tenslotte toch laten rijden. We staan allebei op breken.

Ondertussen heb ik Rorik getimed. Hij zit op drie minuten. Dat betekent dat het erg lastig voor hem wordt, maar niet onmogelijk.

Net voor de strandopgang naar de Puinduinen maakt Paul een kleine navigatiefout waardoor hij
wat snelheid verliest. Ik pak weer wat terrein terug, en kom op vijf seconden van hem het asfaltweggetje richting Puinduinen op.

De seconden die ik op het strand pakte, raak ik kwijt op het laatste zandpaadje voor de Puinduinen. Een gedubbelde deelnemer zit me in de weg.

Ik wil het gat weer dicht hebben, en trek hard door op de grasstrook naar de eerste trap. Het wemelt hier van de gedubbelde atleten. De meesten maken ruimte, maar precies in de lastigste bocht moet ik weer vol in de remmen.

Twintig meter later begint de eerste trap. Die staat vol met gedubbelden. Paul loopt twintig treden voor me. Iedereen maakt netjes plaats voor ons, maar in de afdaling moet ik weer vol in de ankers om niet iemand de bosjes in te rijden. Zo jo-joot de achterstand tussen de vijf en tien seconden, en is er een extra variabele toegevoegd aan het toch al niet eenvoudige parcours. Het inhalen van langzamere deelnemers.

Bovenaan de derde trap heb ik Paul bijna te pakken, maar in de afdaling is hij net weer wat handiger. Vooral op het stuk mulle zand naar het harde strand pakt hij flink wat meters. Ik blijf hard, maar net niet voluit, rijden. Paul mag wat voorsprong pakken, maar niet teveel. Hij loopt net zo goed als ik. Er is nog tien kilometer te lopen. Daar zal de beslissing vallen.

Ik heb het bloedheet in de laatste fietskilometer. Ik overweeg om even de zee in te springen, maar verwerp dat idee meteen. Een tel later krijg ik een lumineuze ingeving: naast mijn fiets heb ik een teiltje zeewater gezet om m'n voeten in af te spoelen na het zwemmen. Dat ga ik over m'n hete harses gooien.

En zo doe ik het ook. Ik doe m'n loopschoenen aan, pak het teiltje op, en giet de complete inhoud over m'n hoofd. Dat is lekker koel. Maar ook verschrikkelijk zanderig. Want niet alleen mijn voetjes, maar ook die van buurman Ron Hendriks zijn daarin afgespoeld. Van top tot teen zit ik onder de natte zandkorrels. Tot diep in de nacht ben ik bezig geweest om mezelf weer schoon te krijgen. Scrubben voor gevorderden.

Maar dit terzijde. Want er moet nog tien irritant lastige kilometers gelopen geworden. Paul heeft dertig seconden voorsprong. Ik maak me daar de eerste kilometer niet druk over. Op de boulevard voel me ik me nog redelijk, maar zodra ik in de duinen loop, begin ik me ziek, zwak en misselijk te voelen. Zoals zo vaak in de Beach Challenge. Of het nu komt door binnengekomen zeewater, door de trappen in de Puinduinen, het rijden over het strand of een combinatie daarvan, ik durf het niet te zeggen. Maar wel dat ik me flink verrot voel.

In de verte zie ik Paul lopen. Hij oogt fit. Fitter dan ik. 'Hoe graag wil je 'm winnen?' vraag ik mezelf. Heel graag, is het antwoord, maar nu even niet. Ik ben al blij dat ik een normaal kan blijven lopen, en besluit de wedstrijd even de wedstrijd te laten. Nu forceren is zelfmoord. Ik dissocieer me van de wedstrijd, probeer m'n ademhaling omlaag te krijgen, kijk naar de lucht en, bovenop een duin, naar de zee. Ik constateer dat het een mooie zomeravond is.

Op het strand, aan het eind van de eerste ronde van vijf kilometer, zie ik Paul weer voor me. Hij lijkt niet te zijn uitgelopen. Dat geeft wat moed. Dan moet hij het net zo lastig hebben als ik. Een sprankje hoop vonkt op.

Dat sprankje wordt een vuurtje wanneer ik de boulevard opkom. Ik word van alle kanten aangemoedigd. 'Vijfentwintig seconden!' hoor ik iemand roepen. Het kan dus toch nog. Het ergste van m'n inzinking is over. Ik voer het tempo op.

Een kilometer later zie ik Paul, net voor een bocht, weer voor me. Het gat is kleiner geworden. Niet veel, maar genoeg om te beseffen dat het kan. Een golf van emotie welt in me op. Het hele jaar de Beach Challenge als doel gehad, me zo zeker voelen voor de start, getest tot en met, aan het twijfelen gebracht in de eerste loopronde, en dan nu de kans om het af te maken.

De golf van emotie ebt weg, en ik herpak me. Als ik zeker wil zijn, dan moet ik voor het laatste stuk over het strand, waar de wind tegen staat, alleen op kop lopen. Ik focus met volledig op Paul, en trek hem meter voor meter naar me toe. Hoe dichter ik hem nader, hoe sneller het gat slinkt. In een afdaling haal ik hem in, verhoog het tempo nog wat, en trek door op de asfaltstrook richting het strand.

Ik ben vijftig meter los wanneer ik het strand oploop, en weet dat de winst binnen is. Ik zie hier geen verslaggever. Bij de finish zit iedereen in spanning. Alleen Paul en ik weten al wat de uitslag zal zijn. Dat is een heel apart gevoel. Nog anderhalve kilometer mag ik alleen genieten van deze voorkennis. Het voelt als een soort van vacuüm in de tijd. De uitslag ligt al vast, maar is nog niet officieel. Mijn hersenen produceren een rare gedachte. Dat zou wat zijn, als ik nu de zee induik. Gewoon, om lekker te zwemmen in de branding. Alsof je met geen wedstrijd bezig bent. Flauwekul natuurlijk. Dat krijg je wanneer je hersens zich na tweeënhalf uur concentreren weer mogen ontspannen.

Eenmaal op de boulevard merk ik pas hoezeer ik getest ben vandaag. Voor het eerst in de wedstrijd herken ik gezichten langs de kant. Na de finish voel ik me in eerste instantie vooral moe. Daarna komt stukje bij beetje het besef wat ik heb mogen presteren.

De Haagse dame getemd, en Nederlands kampioen offroad triathlon. De kroon op het seizoen.

Een begenadigd zanger ben ik niet, dus tijdens het Wilhelmus zing ik in gedachten mee. Ik haspel de woorden van het eerste en zesde couplet door elkaar:

Wilhelmus van Nassouwe Ben ik, van Duitsen bloed Op U zo wil ik bouwen Verlaat mij nimmermeer Dat ik toch vroom Mag blijven uw dienaar 't aller stond Den vaderland getrouwe Blijf ik tot in den dood De tirannie verdrijven Die mij mijn hart doorwondt

Uitslag NK cross triathlon 2010, Beach Challenge Kijkduin - zaterdag 21 augustus

1. Bert Flier (1e NK) 2.21.11
2. Paul Embrechts (België) 2.22.44
3. Rorik Schouten (2e NK) 2.25.58
4. Marc-Philipp Prins (3e NK) 2.27.57
5. Jef Dams (België) 2.30.32