Tot diep in de afgelopen week heb ik last gehad van de naweeën. Ik heb welgeteld twee keer gelopen, als het al die naam kan hebben. Fietsen heb ik ook maar twee keer kunnen doen, en dan voorzichtig. Alles beheerst, om de benen te laten herstellen. Alles waarbij ik m'n bovenbenen belast, deed pijn. Traplopen. Opstaan van een stoel. Gaan zitten in een stoel. Een boodschappenkrat optillen. Vrijdag, de dag voor Didam, masseer ik de laatste restjes weg. Met de hoop dat het morgen niet twee keer zo hard terug komt.
En dan is het ook nog eens bloedverziekend heet geworden. Dat vind ik op zich lekker (het doet me aan Hawaii denken, waar de zon in het zenith staat en de lucht zo mooi trilt aan de horizon), maar ik vrees ook het nare bij-effect van de hitte: vocht- en mineralenverlies. Een paar weken geleden, in een cyclo over de Mont Ventoux, heb ik zware krampen gehad door zouttekort. Dat moet ik in Didam niet hebben, zeker niet in combinatie met de krampverschijnselen die ik in Oud Gastel had door de nieuwe fiets.
Kortom: ik vrees met grote vreze de Dag van Didam. Meer dan dertig graden, een halve triathlon, een nieuwe fiets waar ik een beetje bang van ben geworden omdat-ie in m'n bovenbenen bijt...
Ik besluit alles uit de kast te trekken wat me helpt om goed voorbereid aan de start te staan. Dat betekent ten eerste koolhydraten stapelen en de vochthuishouding op orde brengen. Vrijdagochtend weeg ik 82,8 kilo, vrijdagavond 85,9 kilo. De tel heb ik niet precies bijgehouden, maar het moet iets van zesduizend calorieën zijn die ik naar binnen heb gewerkt. Naast m'n reguliere dieet (een half brood, rijk belegd, een maaltijdsalade, een halve kilo kwark, twee eieren, een liter sojamelk met jus d'orange, drie liter water, en nog wat tussendoortjes) eet ik een heel pak pannenkoeken, met extra zout en suiker, en een schaal ovenheerlijke, met olijfolie besprenkelde aardappels.
De ochtend van de wedstrijddag eet ik vrolijk door terwijl ik m'n bidons klaarmaak. Drie bidons voor het fietsen, met een mix van Powerbar sportdrank, Powerbar eiwit, en een extra snufje (zeg maar gerust: snuf) zout. Voor het lopen maak ik twee halve-literflesjes sportdrank met extra zout klaar.
Zwanger van de koolhydraten kom ik in Didam aan. Het is kwart voor negen, en al 25 graden. Het zwemwater is net zo warm, dus vandaag geen wetsuit. Dat doet me deugd. Met pak vind ik 18 graden al te warm, laat staan 25 graden. Bovendien voel me gewoon prettiger zonder wetsuit, en extra bonus is dat de mindere zwemmers een stuk langzamer zwemmen.
Naast Eddy Lamers en Menno Oudeman stel ik me op bij de startstreep. Eddy zal waarschijnlijk de belangrijkste concurrent zijn vandaag, samen met veteraan Menno Oudeman. Tot aan de millenniumwisseling behoorde Oudeman tot de internationale triathlontop, met als hoogtepunt een podiumplek op het EK hele triathlon in Almere en een PR van 8:04. Hij is vorig jaar weer begonnen, en wil dit jaar via Ironman Zwitserland zich kwalificeren voor Hawaii. Dan komt een halve onder deze omstandigheden natuurlijk prima uit. Mooi om hem weer terug te zien.
Na de start, die deze keer zonder incidenten verloopt, nestel ik me in de voeten van Eddy. Achter me ligt nog eens vier man. Daarachter valt een gat. Ik probeer een paar keer polshoogte te nemen wie er in het groepje liggen. Ik kom niet verder dan vermoedelijke namen, en daar heb ik dus niets aan. Eddy zwemt een constant tempo. Ik hoef nu eens een keer niet aan het gas om te kunnen volgen, kan me goed concentreren op m'n techniek en zelfs overschakelen naar een ademritme van 1 op 4. Dit belooft een prachtige dag te worden. De zon schijnt, ik lig achter Eddy op kop van de wedstrijd, en ik voel me relaxed. Ik zie zelfs de toeschouwers aan de kant staan. Normaal heb ik alleen oog voor wie er naast me ligt.
Na vijf kilometer fietsen neem ik de kop over van Eddy. 'Laat ze maar werken als ze bij ons willen komen', zeg ik hem in het voorbijgaan. Achter ons moeten Menno Oudeman, Jan-Roelf Heerssema (winnaar van Heerenveen) en Peter van Grootheest, die in Klazienaveen van mij weg fietste, rijden. Op zich geen probleem als ze aansluiten, maar ik wil ze een plaatsje in de kopgroep niet kado geven.
Het eerste rondje (van de vier) van 20 kilometer leggen we af in 40,6 km/uur. Zo hard reed ik dit jaar niet eens op een kwart, en dit is twee keer zo lang. Een hartslagmeter draag ik vandaag niet, maar de inspanning voelt comfortabel. Ik besluit me niet te druk te maken om de getallen. Ik voel me nog uitstekend, heb me nog nergens moeten forceren, heb al een bidon weg kunnen drinken, en heb geen last van de hitte. Alles onder controle.
Samen met Eddy komen we op kop door na de eerste ronde. Ik vraag aan iemand met een stopwatch om een tijdsverschil met de achtervolgers. Die informatie is er niet.
We blijven hetzelfde tempo rijden, totdat na 25 kilometer Eddy roept dat hij lek is gereden. Tenminste, dat denkt hij. Omdat zijn achterband sist. 't Is geen acute lekke band, maar een leegloper. Eddy rijdt door, zo lang het kan. Even later roept hij me weer wat toe. Ik blijk een bidon kwijt te zijn geraakt. 'Ik help je wel', zegt hij.
Eddy's band houdt het net tot aan het eind van de tweede ronde. Eddy biedt de oplossing: ik mag de bidons aanpakken die zijn vrouw elke ronde vers voor hem heeft klaarstaan. Da's een hele opluchting. Ik heb inmiddels twee bidons leeg, zweet met het ongans, en heb er nog twee nodig voor de tweede 40 kilometer.
In ronde twee is het gemiddeld nog wat opgelopen: 40.7. Vanaf nu moet ik het alleen doen. Het fietsparcours is inmiddels volgelopen met deelnemers van de kwart triathlon. Telkens pak ik een volgend groepje als mikpunt. Vandaag heb ik een Cancellara-dag. Het kan niet op. Ik blijf continu tussen de 40 en 45 per uur rijden. Normaal rijd ik licht. Meer dan 100 omwentelingen per minuut. Vandaag kies ik ervoor om relatief zwaar te rijden. Rond blijven trappen, constant druk houden op de pedalen, lekker de power erop, maar alles vanuit de ontspanning.
Als een brommer rijd ik door het veld heen. Dat is wat anders dan de Mont Ventoux over in 11 per uur, of met de tong op je voorwiel achter Frans van Heteren aan in Woerden. Dat was toen, en dit is nu. Dit is de dag dat ik de oogst mag binnenhalen van de ellende die ik dit jaar in de trainingen en de wedstrijden heb gehad. Ik rijd snoeihard, maar het voelt comfortabel. Eindelijk zijn de rollen omgedraaid. Een quote over Didier Volckaert (Belgisch proftriatleet in de jaren negentig en één van de beste fietsers toen) borrelt op. 'Hij streelde de pedalen geselde de concurrentie.
Ik begin nu steeds meer mensen van de halve op een fietsronde te zetten. Ondanks de positieve ontwikkelingen blijf ik prikkelbaar. Ergens in ronde drie zie ik een groep van een man of acht voor me uit rijden. Vandaag is er geen jury op het parcours. De mannen maken daar dankbaar gebruik van. Ze zitten vol in elkaars wiel. Normaal maakt het me niets uit wat anderen doen, maar vandaag wel. Waar het vandaan komt? Ik weet het niet. Blijkbaar ben ik nog steeds niet zeker van m'n zaak. Wanneer ik de groep voorbij rijd, scheld ik ze groep op de reglementair toegestane afstand. Een stoot adrenaline levert het op, ik schakel nog een tandje bij. Ik wil niemand in m'n wiel vandaag.
Mede hierdoor loopt het gemiddeld nog wat op: de Garmin geeft 40.8 aan na ronde 3. Het voelt alsof ik nog honderd kilometer zo kan doorrijden. Ik heb werkelijk nergens last van. Niet van m'n rug, niet van de hitte, en ook niet van m'n quadriceps die vorige week op dit moment van de wedstrijd op knappen stonden. Het kan verkeren. Ik overweeg te versnellen, maar zie ervan af. De wedstrijd wordt beslist op het lopen. Maar ik zou zo graag vol willen rammen, met deze benen. Kijken hoeveel harder het kan.
Nog steeds geen melding van m'n voorsprong.
In de vierde ronde ken ik een eerste moment dat het wat moeilijker gaat. Op een stukje met wat wind blijft de teller onder de veertig. Ik blijf ontspannen, schakel nog een tandje bij en breng de snelheid weer geleidelijk terug. Ik check mezelf. M'n blauw-oranje tenue is wit uitgeslagen van het zout. Het zweet loopt in straaltjes over armen en benen naar beneden. Ik lik het zweet van een arm. Bremzout smaakt het. Dat wordt wat, straks met het lopen. Hopen dat ik voldoende zout in m'n bidons heb gedaan om de mineraalbalans in evenwicht te houden.
De inzinking blijkt geen inzinking. De wind is wat opgestoken, en die krijg ik in het laatste deel van de vierde ronde in de rug. Ik drink zoveel als m'n maag aankan. In de laatste kilometers bereid ik me voor op de wissel en neem mentaal het looponderdeel door. Twintig kilometer, vier rondjes, op een combinatie van gravel en asfaltondergrond. Weinig schaduw, op het heetst van de dag. Niet toegeven aan de hitte, constant koelen en zoveel drinken als de maag hebben kan.
De wissel gaat soepel: fiets ophangen, helm af, sokken aan, petje op, bidongordel om, en weg. Ik voel aan het publiek dat ik indruk aan het maken ben, ik vermoed door het gat dat ik heb op de achtervolgers. Maar nog steeds geen cijfers.
Tot mijn opluchting voelen de benen fantastisch. Er staat wat spanning op de benen, maar dat is logisch na het fietsen. Geen spoortje van kramp. Niet in de quadriceps, niet in de knieholtes, niet in de kuiten, nergens. Okselfris voelen de benen.
Ik ga hard weg. Mocht er al iemand in de buurt zijn, dan wil ik hem bij deze de hoop op winst definitief de grond in boren.
Bij de eerste verzorgingspost, na een dikke kilometer, smacht ik al naar verkoeling. Ik ben de eerste die passeert, en de vrijwilligers zijn nog niet op hun post. Ik mis daardoor bijna m'n sponzen en moet het met een half bekertje water doen. Een kilometer later, bij een keerpunt waar alweer een verzorgingspost staat, haal ik de schade in door drie bekers koud water aan te pakken. Ik druk de stopwatch in om het verschil met nummer twee te klokken. Dat is Menno Oudeman, en het duurt ruim drie minuten voor ik hem zie. Kort daarachter loopt Jan-Roelf Heerssema.
Dik drie minuten maal twee betekent bijna zeven minuten voorsprong. Da's veel, het is nog lang, dus ik neem wat gas terug. Lekker blijven lopen en me goed blijven verzorgen, dan moet ik deze klus kunnen klaren.
Met mij mee fietst een jongen van de organisatie. Ter begeleiding van de koploper. Hij kwijt zich uitstekend van zijn taak. Bij iedere passage van een verzorgingspost kondigt hij mijn komst met een hoop bombarie aan, waarop de vrijwilligers zich in slagorde opstellen. Het protocol is dan als volgt:
- Vrijwilliger 1 geeft me twee drijfnatte sponzen. Die knijp ik uit over m'n hoofd, nek en armen.
- Vrijwilliger 2 geeft me twee bekers water. Eén drink ik op, de tweede giet ik over me heen.
- Vrijwilliger 3 geeft me nog eens twee sponzen. Die neem ik mee, en knijp ik uit in de anderhalve kilometer naar de volgende verzorgingspost.
(- Bonusvrijwilliger 4 spuit me elke ronde (op mijn verzoek), met een tuinslang op maximaal vermogen eerst recht in het gezicht, en daarna vol over m'n rug.)
Bij elke stap sopt het water in m'n schoenen. Ik trek een spoor van natte voetstappen over de Didamse weggetjes. Het loopparcours is inmiddels volgelopen met deelnemers aan de kwart triathlon. Mijn wegbereider doet ook hier uitstekend werk. Op kordate doch vriendelijke wijze maant hij de deelnemers naar de rechterkant van het parcours wanneer ik eraan kom. Dat scheelt een hoop gezigzag op de soms smalle paadjes. De eerste tien kilometer klok ik af in 35:32. Terwijl ik echt geen 3:33 per kilometer loop. Blijkbaar is het looprondje iets te kort. Ik vind het prima. Hoe sneller ik klaar ben, hoe beter. Ik maak al plannen voor na de finish: in het meertje duiken om af te koelen, een colaatje drinken, en iets eten dat druipt van het vet. En de proloog van de Tour de France kijken.
Voor het zover is dient er nog tien kilometer gelopen te worden. Ik maak me nu geen zorgen meer over de afloop. Op m'n maag na voel ik me kiplekker. Ik permitteer het me om grappen te gaan maken. Geen grote grollen, maar toch. Voor me uit loopt een deelnemer, in een tenue waarop z'n naam staat. Bach. 'Bent u de echte Johannes Sebastian?' vraag ik hem bij het passeren. 'Ik ben inderdaad erg muzikaal aangelegd', antwoordt de heer Bach me, met een grijns van oor tot oor. Inspirerend is ook het groepje dames die me aan het eind van elk rondje toejuichen alsof ik een wereldkampioenschap aan het winnen ben. Telkens als ik langskom springt hun enthousiasme me in golven tegemoet.
Ik ga er zelfs harder van lopen. De tweede tien kilometer gaat, vooral door een snellere laatste ronde, in 35:18. Na de finish blijk ik het hele veld, behalve de nummers twee en drie, op een loopronde achterstand gezet te hebben. De basis van de overwinning lag op het fietsen. Volgens mij heb ik nog nooit zo hard gereden op een 80 kilometer, en daarna zo makkelijk zo hard kunnen lopen. The Dean didn't bite me today.
Na de vecht-overwinningen in Oud Gastel en Klazienaveen smaakt deze overwinning erg zoet. Ik heb een onvoorstelbaar goede dag gehad. Zo'n dag die je niet eens één keer per jaar hebt. Waarop je kan blijven gaan. Geen last hebt van de hitte, je benen niet voelt, je mentaal alles op een rijtje hebt. En je na afloop, in de achtertuin van Barendrecht, bij Ahoy', de proloog van de Tour de France mag bekijken. Als toetje. Met in de ene hand een cola, en in de andere hand een patat met.
Uitslag halve triathlon Didam, zaterdag 3 juni 2010
1. Bert Flier 3:35:58
2. Menno Oudeman 3:50:16
3. Jan-Roelf Heerssema 3:50:48