Oud Gastel is een vast onderdeel van mijn wedstrijdseizoen. Omdat het één van de leukste wedstrijden in Nederland is. No nonsense zwemmen, fietsen en lopen. In 1998 startte ik hier voor het eerst. Dertien seizoenen later staat de teller op twaalf deelnames, waarvan vier keer winst, en mag ik mezelf nog steeds tot de kanshebbers voor de zege rekenen.
Alles in Oud Gastel ademt in de week van de wedstrijd triathlon. Dit is de enige wedstrijd in Nederland waarbij het hoofdnummer het bijnummer is: Gastel loopt pas echt warm als 's middags de trio-triathlon start. Half Gastel staat dan aan de start. Het complete deelnemersveld, van topper tot tobber, staat snaarstrak gespannen aan de start. Men gaat tot het uiterste. Is het niet om de overwinning, dan wel om de tijd. Nederlands, Europees en zelfs wereldkampioenen worden daarvoor ingezet. Dit jaar wint het team met Nederlands kampioen halve triathlon bij de neo's Gerbert van den Biggelaar als zwemmer, veteraan-wereldkampioen tijdrijden Henny Boogers, en meervoudig Nederlands kampioen duathlon en wintertriathlon Wim Nieuwkerk als loper. Schandalig hard gaan ze.
't Is ook schandalig warm. Voor de start heet speaker Wim van den Broek, drijvende kracht achter deze wedstrijd, de deelnemers welkom aan de Gastelse rivièra. Dat is zonder overdrijven. Het is 9 uur in de ochtend, en de lucht trilt al van de hitte. Boven de 25 graden zal het worden. Lekker weer voor een 1/3 triathlon (1,3 km zwemmen, 60 km fietsen en 14 km lopen).
Het zwemwater is met 18 graden perfect op temperatuur. Na de warming-up posteer ik me naast de concurrentie: Gerbert van den Biggelaar (inderdaad, hij start vandaag twee keer), Carlo van den Bergh, Vincent Bruins, en Cesar Beilo.
Direct na de tumultueuze start zie ik één van de bandjes van de zwembril voor m'n ogen bengelen. Ik zet m'n brilletje direct goed, want zonder ben ik kansloos. Ik draag lenzen, min 6,5 en een cilinder van 2, dus dat maakt bij elkaar dat ik praktisch blind ben als ik m'n lenzen kwijt raak. Die paar seconden vertraging leveren me direct twintig plaatsen verlies en een plaats midden in de wasmachine op. Gerbert heeft zich al losgezwommen, het achtervolgende groepje zie ik voor me uit zwemmen. Gelukkig ligt alles nog op een lint, en mannetje voor mannetje zwem ik me naar voren. Bij het keerpunt sluit ik aan bij de staart van het achtervolgend groepje, en schuif op de terugweg nog een paar plaatsen op. In het voorbijzwemmen zie ik dat Rob Musters achteraan ligt, dan Cesar Beilo, vervolgens Vincent Bruins, en op kop Carlo van den Bergh. Ik schuif in tussen Cesar en Vincent.
Als vierde klim ik uit het water, als zesde zit ik op de fiets omdat ik m'n wetsuit in de tas van de naast mij staande Cesar Beilo had gepropt. Details, details... Ik vang een flard van het tijdsverschil met Gerbert op: 1 minuut nog wat.
Daardoor zit ik als laatste van het groepje op de fiets. Dat geeft me de gelegenheid om me bewust te worden van m'n nieuwe zit te wennen. Vandaag rijd ik namelijk voor het eerst op een nieuwe tijdritfiets. De Ridley Dean. Gisteravond laat was-ie klaar. M'n fietsensponsor Ronald Berkenpeis heeft een mirakel verricht om binnen een paar weken tijd een racemonster voor me klaar te maken die Tour-waardig is. Tegen alle regels in heb ik besloten vandaag op een nieuwe fiets te starten: de wedstrijd is de beste test of de nieuwe afstelling bevalt. Ik voel me supergoed in de eerste ronde. Ik time in een bocht het verschil met Gerbert: 1 minuut 15. Da's te overzien, maar ik wil het gaatje graag binnen de minuut krijgen. Op een lekker lopende strook op driekwart van het rondje besluit ik het tempo te gaan bepalen.
Cesar Beilo staat dat even toe, maar binnen twee kilometer neemt hij hard over. Hij trekt door op een stukje vals plat een viaduct op. Kilometers lang rijdt hij een meter of dertig voor me uit, waar tien meter is toegestaan. Ik krijg het gaatje niet direct dicht maar forceer niets; dit gaat hard genoeg. Elke keer dat we een tijdsverschil doorkrijgen op Gerbert, is er weer een handvol seconden vanaf. Van de warmte heb ik geen last, ik verzorg me goed (in de 60 fietskilometers drink ik twee grote Powerbar-voedingsbidons met extra zout weg). Wat het fietsen extra comfortabel maakt is dat ik weet dat ik op papier de beste loper ben.
Met nog tien kilometer te gaan, in de laatste ronde, schuift Vincent Bruins vanaf de vierde plaats in het fietsgroepje naar voren toe. Hij zit blijkbaar nog fris, en schroeft het tempo nog een beetje op. Cesar Beilo gaat, netjes op de reglementaire afstand, met Vincent mee. Carlo moet een gaatje laten, en ik zie dat Carlo op mij ook een meter of vijftig pak. Het gat met Gerbert zit inmiddels onder de vijftig seconden. Hoe graag ik ook de snelste fietstijd op m'n zou willen zetten als bevestiging van m'n huidige vorm (en ter rechtvaardiging van m'n nieuwe tijdritfiets;) - het gaat erom wie als eerste over de streep komt. En dat zal de snelste loper zijn. Ik besluit m'n kruit droog te houden, en zie in de verte dat Cesar nog bij Gerbert komt. Vincent redt het net niet om ook bij Gerbert te komen, maar hij pakt een dikke halve minuut op mij.Alles in Oud Gastel ademt in de week van de wedstrijd triathlon. Dit is de enige wedstrijd in Nederland waarbij het hoofdnummer het bijnummer is: Gastel loopt pas echt warm als 's middags de trio-triathlon start. Half Gastel staat dan aan de start. Het complete deelnemersveld, van topper tot tobber, staat snaarstrak gespannen aan de start. Men gaat tot het uiterste. Is het niet om de overwinning, dan wel om de tijd. Nederlands, Europees en zelfs wereldkampioenen worden daarvoor ingezet. Dit jaar wint het team met Nederlands kampioen halve triathlon bij de neo's Gerbert van den Biggelaar als zwemmer, veteraan-wereldkampioen tijdrijden Henny Boogers, en meervoudig Nederlands kampioen duathlon en wintertriathlon Wim Nieuwkerk als loper. Schandalig hard gaan ze.
't Is ook schandalig warm. Voor de start heet speaker Wim van den Broek, drijvende kracht achter deze wedstrijd, de deelnemers welkom aan de Gastelse rivièra. Dat is zonder overdrijven. Het is 9 uur in de ochtend, en de lucht trilt al van de hitte. Boven de 25 graden zal het worden. Lekker weer voor een 1/3 triathlon (1,3 km zwemmen, 60 km fietsen en 14 km lopen).
Het zwemwater is met 18 graden perfect op temperatuur. Na de warming-up posteer ik me naast de concurrentie: Gerbert van den Biggelaar (inderdaad, hij start vandaag twee keer), Carlo van den Bergh, Vincent Bruins, en Cesar Beilo.
Direct na de tumultueuze start zie ik één van de bandjes van de zwembril voor m'n ogen bengelen. Ik zet m'n brilletje direct goed, want zonder ben ik kansloos. Ik draag lenzen, min 6,5 en een cilinder van 2, dus dat maakt bij elkaar dat ik praktisch blind ben als ik m'n lenzen kwijt raak. Die paar seconden vertraging leveren me direct twintig plaatsen verlies en een plaats midden in de wasmachine op. Gerbert heeft zich al losgezwommen, het achtervolgende groepje zie ik voor me uit zwemmen. Gelukkig ligt alles nog op een lint, en mannetje voor mannetje zwem ik me naar voren. Bij het keerpunt sluit ik aan bij de staart van het achtervolgend groepje, en schuif op de terugweg nog een paar plaatsen op. In het voorbijzwemmen zie ik dat Rob Musters achteraan ligt, dan Cesar Beilo, vervolgens Vincent Bruins, en op kop Carlo van den Bergh. Ik schuif in tussen Cesar en Vincent.
Als vierde klim ik uit het water, als zesde zit ik op de fiets omdat ik m'n wetsuit in de tas van de naast mij staande Cesar Beilo had gepropt. Details, details... Ik vang een flard van het tijdsverschil met Gerbert op: 1 minuut nog wat.
Daardoor zit ik als laatste van het groepje op de fiets. Dat geeft me de gelegenheid om me bewust te worden van m'n nieuwe zit te wennen. Vandaag rijd ik namelijk voor het eerst op een nieuwe tijdritfiets. De Ridley Dean. Gisteravond laat was-ie klaar. M'n fietsensponsor Ronald Berkenpeis heeft een mirakel verricht om binnen een paar weken tijd een racemonster voor me klaar te maken die Tour-waardig is. Tegen alle regels in heb ik besloten vandaag op een nieuwe fiets te starten: de wedstrijd is de beste test of de nieuwe afstelling bevalt. Ik voel me supergoed in de eerste ronde. Ik time in een bocht het verschil met Gerbert: 1 minuut 15. Da's te overzien, maar ik wil het gaatje graag binnen de minuut krijgen. Op een lekker lopende strook op driekwart van het rondje besluit ik het tempo te gaan bepalen.
Cesar Beilo staat dat even toe, maar binnen twee kilometer neemt hij hard over. Hij trekt door op een stukje vals plat een viaduct op. Kilometers lang rijdt hij een meter of dertig voor me uit, waar tien meter is toegestaan. Ik krijg het gaatje niet direct dicht maar forceer niets; dit gaat hard genoeg. Elke keer dat we een tijdsverschil doorkrijgen op Gerbert, is er weer een handvol seconden vanaf. Van de warmte heb ik geen last, ik verzorg me goed (in de 60 fietskilometers drink ik twee grote Powerbar-voedingsbidons met extra zout weg). Wat het fietsen extra comfortabel maakt is dat ik weet dat ik op papier de beste loper ben.
Als vijfde, achter Cesar, Gerbert, Vincent en Carlo, wissel ik. Een seconde of veertig, vijftig seconden is het verschil met de kop. Normaal is dat geen enkel probleem, maar ik voel dat er fysiek iets niet goed zit. Ik kan de vinger er niet op leggen, dus start voortvarend. Ik kan hier vandaag immers winnen, en dan mag je een instinctief gevoel overstemmen.
In de eerste kilometer staat Huub Maas, en hij geeft aan dat ik makkelijker en harder loop dan de jongens voor me. Carlo van den Bergh heb ik inmiddels bijgehaald; Cesar Beilo is een kilometer verder de volgende. Dat is de bevestiging die ik nodig heb. Nog twee man voor me: Vincent Bruins en Gerbert van den Biggelaar.
Ik voel me sterk, ik voel dat ik dichterbij kom. Na twee kilometer voel ik fysiek wat ik al mentaal voorvoelde: ik heb pijn in de bovenbenen. Die verkrampen. Uit voorzorg neem ik wat gas terug. Dat gat hoeft niet direct dicht. Veel te vroeg om iets te forceren. Vincent van Os, een clubgenoot, geeft door dat het gat met Vincent en Gerbert 46 seconden is. Ik loop blijkbaar even hard als de koplopers.
Op kilometer drie zijn de krampscheuten zo hevig dat ik slechts met veel moeite nog kan blijven hardlopen. Ik heb een serieus probleem. Als de kramp er in schiet, sta ik geparkeerd en is het einde wedstrijd. Al lopend probeer ik de quadriceps iets te ontspannen. Ik varieer de pasfrequentie, probeer een iets andere kniehoek aan te nemen, en dwing mezelf om zo ontspannen mogelijk te landen en af te wikkelen.
Het helpt niet. De krampscheuten worden met de meter erger. Ik voel dat, als ik blijf doorlopen, de kramp er binnen een paar honderd meter inschiet, en dan is het over en uit. Ik stel het nog honderd meter uit, maar dan moet ik iets doen wat ik nooit doe: stilstaan. Ik neem een seconde of tien de tijd om de spanning van de quadriceps af te halen, doe een soort van mini-speed-massage (voor wat het waard is), en ga weer lopen. Op hoop van zegen.
Zodra ik begin te lopen, schieten de krampscheuten weer door de bovenbenen. Ik loop beheerst, en merk na een paar honderd meter dat het zich stabiliseert. De krampneigingen kan ik onder controle houden. Op het keerpunt, na 3,5 kilometer, time ik het verschil met Gerbert en Vincent, die zij aan zij lopen. Precies een minuut. Zonder die kramp had ik al tot op 20 seconden genaderd moeten zijn. Frustraties steken de kop op. Ik voel me nog fris, zou er zo naar willenn, maar als ik ook maar iets forceer, sta ik geparkeerd.
Ik voel me op dit moment verre van favoriet. Met de handrem erop moet ik in de achtervolging, zorgen dat ik niet over het randje van de kramp ga. Gerbert en Vincent zijn respectabele lopers. En ze kunnen elkaar opjagen.
Na vijf kilometer krijg ik weer een tijdsverschil door. Driekwart minuut. Dat betekent dat er 15 seconden vanaf zijn. Ik krijg weer hoop: blijkbaar loop ik, met deze benen, harder dan de mannen op kop. Het kan dus toch nog. Ik probeer zo min mogelijk met m'n krampprobleem bezig te zijn, zoek plekjes in m'n hoofd waar het prettig toeven is in een poging te ontspannen. Ik zie Gerbert en Vincent steeds duidelijker voor me uit lopen.
Twee kilometer verder, bij de doorkomst in het centrum van Gastel, hoor ik dat het verschil minder dan veertig seconden is. Weer wat eraf gelopen. Ik hoor dat Gerbert een paar meter heeft gepakt op Vincent, en dat ze het zwaar hebben.
De neiging tot kramp wordt iets minder. Ik durf, heel voorzichtig, wat te versnellen. Forceren doe ik niet - als ik op dit tempo doorloop, moet ik Vincent en Gerbert kunnen bijhalen. Een eindsprint moet ik, koste wat het kost, voorkomen, want dat zal niet gaan. Huub geeft me, bij het uitkomen van het centrum, door dat het gat nog dertig seconden is - nog geen honderdvijftig meter. Met elke stap knabbel ik een paar centimeter van de achterstand af. Tussen kilometer 8 en 9 haal ik Vincent bij. Clubgenoten van me staan me bloedfanatiek aan te moedigen wanneer ze zien dat ik naar de kop aan het lopen ben. Goed voor de goesting.
(Niet al mijn clubgenoten zijn zo fanatiek en overtuigd van het belang van winst. Twee trainingsmaten, die elkaar met het lopen bijhalen, zien zo erg op tegen een slopend man-tegen-man duel dat ze een non-proliferatieverdrag sluiten. Ze finishen gebroederlijk. 'Supporters' leveren na afloop stevige kritiek. Ze hadden liever twee uitgedroogde, niet meer tot lopen bekwame lijken zien finishen. Supporters? Op sensatie beluste ramptoeristen, dat zijn het.)
Gerbert loopt nog vijftig meter voor me. Een kleine kilometer verder sluit ik aan en kom ik langszij. Hij geeft een reactie waaruit blijkt dat hij zich gewonnen geeft. Zo opperbest voel ik me inmiddels niet meer, maar ik druk direct door om een definitief gat te slaan. De krampscheuten houden aan, maar ik voel dat ik dit moet kunnen houden.
Bij het laatste keerpunt, met nog 3,5 kilometer te gaan, time ik Gerbert op twintig seconden. Vincent loopt daar weer een stukje achter. M'n eigen tempo lopend, en zorgend dat ik niet de grens van de kramp over ga, loop ik de laatste kilometers. Ze duren lang. Vanaf de zijlijn ziet het er allemaal erg zeker uit, maar ik heb m'n handen vol om netjes lopend over de finish te komen.
Ik ben blij, maar vooral opgelucht, wanneer ik de finish passeer. Eind goed, al goed. Ik moet na de finish even zitten om mezelf te hervinden. Gerbert en Vincent doen hetzelfde wanneer zij binnenlopen.
Krijgen de supporters toch nog waar ze voor gekomen zijn.
Uitslag 1/3 triathlon Oud Gastel, zaterdag 26 juni 2010
1. Bert Flier 2:38:27
2. Gerbert van den Biggelaar 2:39:29
3. Vincent Bruins 2:39:43