Vorig jaar, op hetzelfde Ameland, werd het NK crosstriathlon georganiseerd. Super ging het daar niet, maar mijn uiteindelijke zesde plaats blijkt wel voldoende om namens Nederland uitgezonden te worden naar het EK crosstriathlon. Dat wordt dit jaar in Stara Myjava in het voormalig Oostblok georganiseerd.
Bij een goede voorbereiding hoort op tijd vertrekken. Ik kies ervoor de 1250 km met de auto te doen, samen met Judy van den Berg, een van de andere geselecteerden. Stara Myjava is niet te vinden in de TomTom en op de routesites op Internet. Totdat ik Slovaakse Republiek intik in plaats van Slovenië. Genant, dat ik de Oostbloklanden zo makkelijk met elkaar verwissel.
De reis is een avontuur op zich. In Tjechië stuurt de navigatie ons wegens wegwerkzaamheden van de snelweg af. We rijden door verlaten plaatsjes, moeten kraters van gaten ontwijken, en voelen ons nogal unheimisch op het vervallen Tjechische platteland. Om de spanning op te voeren, verzinnen we verhalen over Oostblokmafiozie die op eenzame weggetjes als deze wegopbrekingen simuleren om vervolgens met je auto ervandoor te gaan, jou en je gezin ontredderd achter latend. Dat soort avonturen is ons niet gegund, en even later draaien we, vlak onder Praag, weer de snelweg op. We belanden in de Praagse middagfile en zijn een uur bezig met een paar kilometer. Daar gaat m'n geplande avondloopje.
Even voorbij Praag rijden we weer in een zone met wegwerkzaamheden. De Tjechen hebben bedacht dat je best vier rijstroken kunt maken van twee rijstroken. Goed voor de verkeersdoorstroming. Na een paar kilometer precisie-sturen zien we op de tegenovergestelde rijbaan eerst een vrachtwagen en later een busje op de zij in de berm liggen. Van de weg geraakt vanwege te smal. Dit ongeluk vraagt om politionele ondersteuning, die tot onze verbazing al spookrijdend op onze weghelft plankgas met gillende sirenes en flitsende zwaailampen komt aangereden. Vreselijke ongelukken liggen op de loer. Ze doen maar wat hier.
We overleven de verkeerschaos en rijden, na inmiddels twaalf uur sturen, Slowakije binnen. Het is beginnen te regenen. De temperatuur is gezakt van ruim twintig graden in Nederland naar 13 graden hier. Welkom. Op de akkers staan diepe plassen, erosiegeulen lopen door het golvende landschap. Het is hier de afgelopen weken noodweer geweest. Na pas een dik half uur zien we de eerste Slowaak. Schuilend tegen de regen in een verlaten bushalte. Verder is er geen mens op straat te zien. Alsof er een bombardement dreigt. Iedereen in de schuilkelders. Wanneer we in een dorpje wat mensen zien, dan haasten ze zich, schuilend onder paraplu of plastic zak, naar hun bestemming. De maatschappij lijkt te zijn ingericht op overleven. Verlaten fabrieksgebouwen uit de communistische periode zie je overal, maar ook splinternieuwe productiefaciliteiten van westerse beursgenoteerde ondernemingen. Communisme en kapitalisme staan hier schouder aan schouder. Of het land erop vooruit is gegaan? Strofen van het Klein Orkest borrelen in me op. Over de muur, van Oost naar West Berlijn…
In Stara Myjava vinden we zowaar in één keer het Euromesto, waar voor ons onderdak is geregeld. Het gebouw is geschilderd in alle kleuren van de regenboog. Het oogt vervallen. Vanuit een zaal klinkt harde, opzwepende muziek. We vermoeden in een ontaard feest te zullen belanden. We gaan op zoek naar de receptie en proberen een deur. Op slot. Door het glas van de deur zien we een aantal kinderen. Ergens vlakbij begint een hond luid te blaffen. We lopen een trap op, en staan plotseling oog in oog met het witte, gekweld uitziende wezen. Het hekje tussen hem en ons is nauwelijks 60 centimeter hoog. Tot mijn opluchting ligt het mormel aan de ketting en wordt het rustig nu het ons ziet. We lopen verder. In een kelder van het gebouw treffen we twee adolescente Slovaken, een jongen en een meisje. Onderuitgezakt in een oud bankstel roken ze iets dat aan wiet doet denken. Op tafel staat bier. Ik vraag of dit de receptie is. De jongen blijkt Engels te spreken, en meldt dat het Euromesto ‘has not been blessed with a reception’. Maar hij kent wel de bestierder van dit geheel, en vraagt ons hem te volgen.
Hij leidt ons het gebouw binnen, naar de hoofdzaal. Daar pompen de op maximaal volume staande speakers nummers vergeelde discobeats de zaal rond. Een penetrante zweetlucht waait ons tegemoet. Die wordt geproduceerd door een vijftigtal Slowaakse kinderen die heftig dansen op de agressieve muziek. Het zweet parelt langs de gezichtjes. De jongen wijst ons op een in korte broek en groen t-shirt gestoken jongeman die, samen met drie andere volwassen, op een podiumpje een choreografie op de noten van Follow the Leader voordoet. Te oordelen naar het gemak en de synchronie waarmee de kinderen de niet eenvoudige danspassen uitvoeren, hebben ze dit vaker gedaan. Na nog een nummer is het muzikale samenzijn afgelopen en krijgen we de hand gedrukt van Milos, de jongeman in korte broek.
Hij legt, gelukkig ook in vloeiend Engels, uit dat dit etablissement geen hotel of hostel is, maar een verblijf waar zomerkampen voor de jeugd worden georganiseerd. Speciaal voor het EK is het mogelijk gemaakt dat wij hier kunnen verblijven. De Nederlandse selectie blijkt, samen met de Franse selectie, de enige deelnemers die hiervoor gekozen hebben. We worden geleid naar een verder op het terrein gelegen soort van blokhut. Dat is ons kampement. ’t Is oud, schots en scheef, maar binnen is het droog, er zijn bedden, douches en toiletten, en volop ruimte om de fietsen te stallen. Twaalf euro per nacht betalen we hiervoor. Wij vinden het prima.
Donderdagochtend gaan we zwemmen. Dat doen we in het stuwmeertje dat pal achter het Euromesto ligt. ‘t Is 300 meter lang en 100 meter breed, en dit is het wedstrijdparcours. Het is inmiddels wat opgeklaard, maar het meertje ziet er koud en donker uit. De titel van Frederik van Eedens beroemde roman flitst door mijn hoofd: Van de koele meren des doods. Dit meertje zou het goed doen als omslagfoto.
Het meertje blijkt inderdaad stervenskoud. Aanlokkelijk is anders, maar ik ga te water. Het kost me veel moeite om m’n ademhaling onder controle te krijgen. Hyperventileren doe ik net niet, maar ik krijg wel te kampen met brain freeze. Dertien graden is het water. Het eerste rondje ga ik door verschillende stadia van gewenning, verlies het gevoel in handen en en voeten, maar het tweede rondje voelt eigenlijk best goed aan. Ik kan zelfs een ademhalingsritme van één op vier aanhouden, teken van controle. Mooi.
Donderdagmiddag, wanneer we compleet zijn (Ron Hendriks en zijn vrouw Louise zijn woensdagavond aangekomen, Lars van der Eerden en Maud Golsteyn komen rond de middag aan), verkennen we het mountainbikeparcours. We discussiëren over de juiste bandenkeuze. Het complete Schwalbe-programma, door de Schwalbe-marketeers voorzien van allitererende benamingen als Racing Ralph, Rocket Ron, Nobby Nic, en Furious Fred, passeren de revue. Wat is wijsheid? Iemand maakt de voor de hand liggende grap dat de Rocket Ron voor Ron Hendriks bedoeld moeten zijn. Daarop bedenken we Schwalbe-namen voor de rest van de Nederlandse equipe:
Lazy Lars – voor de rustige zondagmiddagritjes in zomerse omstandigheden.
Muddy Maud – spreekt voor zich. Uitstekend geschikt voor in de baggûh.
Jolly Judy – dit is een olijk ingestelde band, voor het meer frivole werk.
Beasty Bert – deze breed geschouderde band voelt zich het best in onontgonnen terrein.
(Rubber Ron en Latex Lars zijn voor de binnenbandencollectie.)
Een professionele marketingafdeling doet er tijden over om dit soort concepten te bedenken, ons kost het welgeteld anderhalve minuut. Daarna worden we een heftige, door- en doornatte beklimming opgestuurd. De achterwielen slippen regelmatig door in de zompige Slovaakse klei. Mijn Racing Ralphs voldoen hier niet. Ik moet een paar keer van de fiets op stukken die gewoon te nat en te steil zijn. Na twee kilometer wordt het wat beter te fietsen, maar het blijft bergop gaan tot een kilometer of zes. We rijden daar een dik half uur over, en beginnen aan de afdaling. Die begint makkelijk met een single trail dat je vol kan nemen, gevolgd door een moeilijkere passage over een bospad dat uitgesleten is door bandensporen en erosiegeulen. Je kunt de fiets hier laten lopen, mits je op tijd van spoor wisselt. Vol verwachting klopt mijn hart wanneer een pijl ons een smal bospaadje in leidt. Aan het begin staat een bordje met een doodshoofd. Ik stuur als eerste het paadje op, en kom zonder problemen de eerste technische passage door. De anderen rijden vlak achter me, ik zit lekker in het ritme, en maak me niet al te veel zorgen over de boomwortels die kriskras over het halve meter brede slingerpaadje lopen. Snelheid houden, dan heb je er de minste last van.
Twee ogenblikken later lig ik face first in een verdorde struik. Bochtje verkeerd ingeschat en gelanceerd door een opstandige boomwortel. Achter me hoor ik een bezorgde Maud vragen hoe het met me gaat. ‘Goed’, zeg ik, ‘niets aan de hand’. Ik probeer op te staan, maar dat lukt niet. M’n fiets ligt op m’n rug, en ik kan me nergens tegen afzetten. Ik vraag Maud om me te ontzetten. Wanneer ze m’n fiets wegtrekt, kan ik, met veel moeite, weer rechtop komen. Mijn selectiegenoten zijn vol lof over het geboden spektakel.
Onaangedaan door de escapade neem ik mijn plaats op kop van het groepje weer in. Nog geen tweehonderd meter verder duikt er plots een diep gat op. Mijn balans is niet goed, teveel gewicht op de voorvork. M’n achterwiel komt met een knal omhoog, en ik word over m’n stuur gelanceerd. Lars, die vlak achter me rijdt, knijpt van schrik te hard in z’n voorrem en voert dezelfde manoeuvre uit. Hij kan net voorkomen dat hij met z’n kruis op mijn stuur landt. We krijgen uitgebreide complimenten van de anderen voor onze capriolen. Volgens Ron kunnen we met deze act zo het circus in.
Onder de bagger, maar zonder lichamelijk letsel vervolgen we onze parcoursverkenning. Dat gaat wat worden morgen besef ik me wanneer ik met een noodgang aan het eind van het bospaadje een stukje skipiste afdender. We rijden in volle vaart rechtdoor, weer het bos in. Bij gebrek aan parcoursbordjes keren we even later weer om, rijden terug naar de skipiste, en zien tot onze schrik dat het parcours ons recht omhoog de skipiste stuurt. De aanloop is net te fietsen, maar dan moeten we toch echt afstappen. Dit is steiler dan 25 procent schat ik. Schiebenstrecke noemt men dat in Oostenrijk. Vijf minuten duurt dit kreng, daarna nog een halve kilometer vlak en een kilometer afdalen, en we hebben het rondje vol. Een dik uur hebben we gereden over 12 kilometer. Met Lars en Maud rijd ik ‘m nog een keer. Zonder valpartijen. Het voelt allemaal al veel zekerder en makkelijker aan. Moet goedkomen zaterdag.
Vanwege de modder besluit ik een andere achterband te monteren. In Myjava zit een fietsenwinkel. Met Judy check ik elke band in het pand. We kopen de complete voorraad modderbanden op, waarmee wij het monopolie op grof profielbanden voor Myjava en omgeving verkrijgen. Uit de selectie banden kies ik de Continental Mountain King van 2.4 inch, waarmee ik vrijdag het rondje nog een keer rijd. Stukken beter. Ik kan alles omhoog rijden, behalve twee steile, spekgladde gedeeltes waar ik een paar technische Belgen die een minuutje voor me rijden, ook zie afstappen.
’s Middags gaan we naar Myjava voor de wedstrijdbriefing en de vlaggenparade. Beide hebben weinig om het lijf. Vermeldenswaardig is de jeugdige Slowaakse basgitarist die, samen met vier anderen, de muzikale omlijsting verzorgt van de vlaggenparade. Uit alles blijkt dat hij deze middag graag anders had besteed. Maar ja, als jij toevallig de enige jongeling bent van het dorp die een beetje met een basgitaar overweg kan, dan ben je standaard de klos voor dit soort gelegenheden. Zijn rechterhand omvat de strijkstok als ware het een honkbalknuppel. Mechanisch beweegt hij het hout heen en weer over de snaren. De linkerhand houdt minutenlang hetzelfde accoord aan, alleen het ritme van zijn strijkarm wisselt af en toe. In de tien minuten lang durende muzikale voordracht tel ik welgeteld drie accoordvariaties. Bewonderenswaardig is wel dat hij altijd op tijd is. Ook na passages zonder basgitaar valt hij, ogenschijnlijk achteloos en lukraak, maar wel op precies het juiste moment, in. Hij moet dit stuk honderden keren gespeeld hebben. Het musiceren kan plaatsvinden zonder zijn mentale aanwezigheid. De jongen blikt dan ook rustig in het rond. Hij is toeschouwer van zijn eigen show.
's Avonds, tijdens de pasta party, krijgen we gezelschap van de Belgen Jim Thijs en Jef Dams, de mannen die voor ons in het bos fietsten. Ze blijken erg prettig gezelschap. De sfeer is goed, we delen mooie en minder mooie wedstrijdervaringen uit het verleden, en babbelen over koetjes en kalfjes en ditjes en datjes. Allemaal niet vermeldenswaardig. Totdat Jef, met een geheimzinnige blik, zijn fotocamera tevoorschijn haalt. Hij wil ons deelgenoot maken van een belangwekkende ontdekking. Hij browst door zijn foto's, en toont ons onderstaande foto. Gemaakt ergens in Tjechie.
Inderdaad. Kancelarska Technika. Kancelarska. Cancellara. Het kan niet anders, het is overduidelijk. Het is achter deze onschuldig ogende gevel dat Cancellara's fiets moet zijn voorzien van de aandrijving die elke vorm van doping overtreft. Het resultaat kennen we inmiddels: zeges in de Ronde van Vlaanderen en Parijs-Roubaix.
Hadden we dit eerder ontdekt, dan zouden we een volledig Belgisch/Nederlands EK-podium hebben gehad.
In de nacht voor de wedstrijd is het noodweer. Het regent en waait vreselijk, ik word er wakker van. Nog natter dan donderdag zal het parcours zijn.
Bij het ontbijt vertellen Judy en ik dat we ons ontzettend uitgerust voelen na bijna elf uur nachtrust. Lars en Maud hebben een mindere nacht gehad. Ze zijn tot diep in de nacht op jacht geweest naar een Slowaakse veldmuis die rondritselde op hun slaapkamer. De muis heeft een poging tot doodslag van Lars overleeft, heeft zich niet gestoord aan de schoen die voor zijn (waarschijnlijke) hol is geplaatst, en is zelfs zo brutaal geweest rond te muizen in de etenswaren. Lars en Maud hebben uiteindelijk eieren voor het geld gekozen en zijn verhuisd naar de meest vergelegen kamer op de gang. Zo ver mogelijk bij het monster vandaan.
Deze muizenissen worden besproken tijdens het ontbijt. Daarna gaan we langzaam over in de wedstrijdmodus. Ik richt m’n plek in het parc fermé in en doe een warming-up in drie delen: warmlopen, droogzwemmen met elastieken, en inzwemmen in het nog steeds stervenskoude stuwmeertje.
Net voor de start wordt het selecte veld voorgesteld aan het publiek, waarna we positie mogen kiezen. Ik stel me op naast Jim Thijs en Lars van der Eerden. Mijn plan: zo ontspannen mogelijk starten, de klap van het koude water en de hoge hartslag van de start doorkomen, en dan opschuiven. Na het startschot wacht ik een paar tienden, genoeg om in de voeten van Jim te belanden. Ik zit direct in het ritme, en kan op overhouden mee in de voeten van een groepje. Zelden ben ik zo beheerst, taktisch en gecontroleerd gestart. Bij de eerste boei, na 250 meter, schuif ik een paar posities op. Ik zie dat ik in het tweede groepje zit, de kopgroep zwemt een meter of veertig voor ons uit. Ons groepje rekt zich uit tot een lint, ik zoek positie en houd die tot aan de doorkomst na de eerste zwemronde. Daar moeten we even het water uit, twintig meter lopen, en weer terug het water in voor de tweede ronde. Ron Hendriks geeft door dat ik inderdaad in de tweede groep zit, bij Lars en Jim Thijs, op veertig seconden van de kop. Ik zit waar ik moet zitten, dit gaat super. Ik verzet in het loopstuk m’n zwembrilletje, een Brit maakt daar gelijk gebruik van om een plaatsje te winnen. Dit is racen, elke positie telt.
Achter een paar Britse voeten zwem ik het tweede rondje en kom op anderhalve minuut van de kop in de staart van het tweede groepje als elfde uit het water. In de wissel neem ik m’n tijd op de loopschoenen en wielerhandschoenen aan te doen. Het kost me wel de aansluiting met m’n zwemgroepje, maar ik heb geen zin om het risico te lopen in de klim, die vlak na de wissel begint, nog te lopen klooien om dingen aan te krijgen.
Het parcours ligt er vreselijk bij. De regen heeft de kleigrond volledig verzadigd. Onderaan de klim zie ik m’n zwemgroepje in een lint voor me. Lopend naast de fiets. De regen heeft het grootste deel van de eerste beklimming te glad gemaakt om te rijden.
Als ik veldrijder was, had ik Erwin Vervecken geheten. Ik houd van loopstukken in een mountainbikeparcours. In de looppassages pak ik een paar man terug; iets voor me zie ik het oranje tenue van Lars. Die had na de wissel een dikke minuut voorsprong, en die is dus alweer bijna dicht. Een stukje later, in een vlakker gedeelte in het bos, haal ik ‘m bij. 't Gaat goed, zegt hij, en dat geldt ook voor mij. Ik blijf m’n eigen tempo rijden, en haal nog een paar man bij. Uiteindelijk belandt ik achter Tim McDowell, een Brit, en Vasilis Krommidas, een Griek. Na de wedstrijd hoor ik dat hij degene was die het tempo maakte in de start van het zwemmen. Dit is iemand van Olympisch niveau, met vierkante kaken van de testosteron, en ik haal deze gast dus bij. Mijn moraal stijgt nog eens een graadje.
Tegen het eind van de klim worden we ingehaald door een Tjech. Niet normaal zo hard als hij naar boven knalt. Ik houd me aan m’n plan: eerste ronde niet forceren, tijd zat om nog wat te doen in ronde twee. Vooral de skipiste wil ik gebruiken om tijd terug te winnen op de technisch betere rijders. De afdaling start ik voor McDowell en Krommidas, maar de modder ligt me niet zo. Ik neem geen risico, en laat halverwege McDowell passeren. Kan ik zijn lijnen volgen. Nog geen minuut later, nadat ik door een stenige geul ben geknald om van spoor te wisselen, ratelt m’n achterband. Lek. @#$
Ik ben hier op voorbereid en doe wat ik moet doen: afremmen, wiel eruit, band eraf. Lars rijdt even later langs, knijpt in de remmen en vraagt of ik alles bij me heb. Super dat hij dat doet. Ik zeg dat ik het wel red en bedank ‘m voor de support. Uit m’n zadeltasje haal ik een binnenbandje, leg de band er weer om. Het CO2-patroon dat ik op het ventiel schroef om de band op spanning te zetten loopt sissend leeg. Langs m’n ventiel. Uit ervaring weet ik dat dit me driehonderd extra slagen met m’n handpompje kost. Bijna het hele veld is me gepasseerd wanneer ik eindelijk weer verder kan. De technische passage in het bos gaat redelijk, onderaan de skipiste zie ik een man of drie voor me uit lopen. Dat is een mooi doel. In één ritme loop ik omhoog, en heb ze bijgehaald wanneer ik boven de laatste afdaling van het eerste rondje inrijd. De tweede ronde is het parcours nog slechter berijdbaar geworden. Ik kan nog een paar man bijhalen, maar weet ook dat de kans op een goede klassering verkeken is, zeker wanneer ik twee onnodige schuivers maak in de modderbende in het vlakkere stuk bos.
Aan het begin van de afdaling pomp ik voor de zekerheid nog een bar extra in m’n achterband. Er zit net anderhalve bar in en ik kan me niet nog een lekker band permitteren. In de technische bospassage maak ik nog een paar slippers, maar alles zonder gevolgen. Wanneer ik wissel voor het loopgedeelte – twee rondes van 3,7 km – hoor ik van Ron dat Lars al in zijn laatste ronde zit. Die is dus goed bezig.
Ik vraag hoe de dames liggen. Maud blijkt in gevecht om de Europese titel met de Oostenrijkse vlieggewicht Carina Wasle. Judy ligt vierde en heeft nog volop kansen op een podiumplaats. In the ladies race, Holland rules!
Dat zijn goede berichten. Mijn loopbenen blijken prima, ik heb nog energie en moraal om lekker hard te lopen. Het looprondje heb ik niet verkend, maar ik weet dat er een erg steile grashelling in zit. Dat ligt halverwege, nadat je een modderig stuk vals plat omhoog, een scherpe afdaling en een glibberig bospaadje te verteren hebt gehad. Het eerste stuk van de helling kan ik blijven hardlopen, maar na nog een knik omhoog word ik tot wandelen gedwongen. Voor me zie ik een concurrent. Ik haal hem snel terug, weer een plaatsje gewonnen. In de afdaling laat ik me vallen, zwik daarbij een paar keer bijna door een enkel en verlies bijna een schoen in een zuigende modderpoel, maar kom heelhuids beneden.
Ron meldt dat Lars inmiddels is gefinisht, als dertiende, dankzij een strakke tweede ronde en een goed looponderdeel. Ik hoor dat Maud een gaatje heeft moeten toestaan op Wasle. Judy loopt op plaats vier, maar kan nog een plekje opschuiven. ’t Is spannend bij de dames.
In de tweede ronde haal ik nog een mannetje bij, en finish na iets meer dan 3 uur als 17e. Ik loop terug naar Ron om Maud en Judy op te wachten. We staan bij de camper van onze Belgische collega’s Jeff Dams en Jim Thijs en bespreken de mogelijkheden van Maud op winst. Wij gunnen Maud werkelijk alles, maar tot onze teleurstelling komt Wasle als eerste uit het bos. We bespreken haar postuur. Dit meisje is zo mager en schriel dat zij voor zelfs de meest ernstige anorexia-patiënten een schrikbeeld moet zijn. Nauwelijks veertig kilo licht schatten we haar. Het is niet netjes om te oordelen over het uiterlijk van schepsels, maar ik durf te stellen dat dit meisje ronduit lelijk is. De Belgen opperen zelfs een tijdstraf vanwege uiterlijk. Dan kan Maud alsnog tot kampioen worden uitgeroepen.
Wanneer ze ons passeert, juichen we haar hartstochtelijk toe. Deels uit schuldgevoel over ons oordeel over haar uiterlijk, maar vooral uit respect voor haar prestatie. Zij was de beste vandaag. Punt uit. Maud wordt tweede en is daar blij mee. Voor plaats drie maakt het Judy het vreselijk spannend. In de laatste ronde heeft ze vol gelopen om de Estlandse Schmidt, een neoseniore, bij te halen. In de finishstraat perst ze er alles uit, maar het loopparcours is net een halve kilometer tekort om het gat dicht te lopen. Bij de senioren is wel derde, en dat is haar derde EK-brons op de offroad triathlon.
Wanneer ik later m’n fiets ophaal, blijkt dat m’n achterwiel zwaar aanloopt. De remschijf is krom. Waar het is gebeurd weet ik niet. Materiaalpech, valpartijen en andersoortige ellende, het zijn de mindere kanten van offroad triathlons. Maar, eerlijk is eerlijk, als ik technisch vaardiger zou zijn, zou ik waarschijnlijk geen lekke band of een kromme remschijf hebben opgelopen. Alhoewel, soms heb je gewoon pech. Ook Jim Thijs, ex-downhiller en technisch zeer begaafd, en Miko Vastaranta, ook een goede mountainbiker, zijn lek gereden. In de laatste ronde, een paar kilometer voor de finish. Ze hebben geen band gewisseld, maar hebben lopend en op de velg fietsend de laatste kilometers afgelegd, en zijn als zesde en vijfde gefinisht. Dat kan dus ook.
In offroad triathlon, even the bad days are good.
Uitslag EK triathlon, 19 juni 2010, Myjava, Slowakije
1. Franky Batelier (Frankrijk) 2:19:42
2. Victor del Corral Morales (Spanje) 2:24:03
3. Thomas Jurkovic (Slowakije) 2:25:20
13. Lars van der Eerden (Nederland) 2:42:52
17. Bert Flier (Nederland) 3:01:10