Vroeger - we hebben het over de jaren negentig - was Oldeberkoop mijn favoriete halve. Elk jaar weer keek ik uit naar de ochtendrit naar Friesland, waarin ruim 200 km de tijd had om zin te krijgen maken voor een zwem-fiets-en loopfeestje in dit landelijke en o-zo-maagdelijke Friese gehucht. (Later bleek dit dorp minder onschuldig; Oldeberkoop is recent nog in het nieuws geweest vanwege een moordzaak als ik me niet vergis). Maar dit terzijde.
Oldeberkoop is ter ziele gegaan, en het minstens zo fotogenieke en rustieke Immenstadt, gelegen in de Duitse streek Allgäu, staat nu bovenaan mijn lijstje van geliefde wedstrijden. Vorig jaar kon ik niet, maar dit jaar heb ik me al vroeg ingeschreven, in de periode dat het ijs nog in de sloten lag en sneeuwbuien gierden om het huis. Een licht vakantiegevoel maakte me al meester, want zonder overdrijving durf ik te zeggen dat Allgäu kan wedijveren met, ik noem maar wat, Hawaii, als je het hebt over inspirerende landschappen. Dit gebied is gemaakt om van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat te zwemmen in blauwe Alpmeertjes, te fietsen over sappig groene en lekker gemene heuvels, en te lopen door schaduwrijke en heerlijk ruikende bossen.
Ik associeer Allgäu met zon, en dat is ook zo wanneer ik de woensdag voor de wedstrijd aankom. Donderdag is het bloedheet, met temperaturen ver boven de dertig graden. Vrijdag slaat het weer om, en verregent het geplande jaarlijkse dorpsfeest dat Immenstadt traditioneel de avond voor de triathlon organiseert. De weersprofeten geven echter droog weer op voor het grootste gedeelte van de zaterdag, met later op de dag kans op een bui. Ik vind alles prima, zolang mijn rug het maar houd. Tot de dag voor de wedstrijd heb ik grote twijfels, want ik blijf flink last houden van de gevolgen van de val in Kijkduin, een week geleden. Ik besluit toch maar te starten; zwemmen en fietsen moet lukken, en met het lopen kan ik altijd nog besluiten uit te stappen.
Waar de Duitse Timofeeff zijn voorspellingen op heeft gebaseerd weet ik niet, maar zaterdagochtend klettert de regen op het dak van de auto wanneer ik naar de start rijd. De thermometer geeft 11,5 graden Celcius aan. Arnoud (van Garderen) en Emelie (Papenburg) met wie ik de accommodatie deel, zijn niet enthousiast over dit weer. Ik had het liever ook zonnig gezien, maar ik heb de rare afwijking dat ik erg enthousiast word van extreme omstandigheden. Niks zo erg als een bewolkte, windstille dag van 20 graden zoals je die in Nederland zo vaak hebt. Dan liever bloedheet, of zoals nu, kou, regen en wind. Zeker als ik zie wat voor effect dat op de concurrentie kan hebben. Er lopen behoorlijk wat mensen met een lang, bang gezicht rond, de ogen dof, en het ranke lichaam gehuld in dikke kleding. Gelukkig peppen A&E zich voldoende op, en hebben ze allebei een goede wedstrijd.
De vrouwen worden om 8:00 uur afgeschoten, exact 35 minuten voordat wij mannen starten. De vrouwen dienen als lokaas: de eerste tien aan de streep, of dat nu mannen of vrouwen zijn, vallen in de prijzen. Net zoals dat in bijvoorbeeld Egmond gaat.
Alsof er een kudde hitsige pinguins wordt losgelaten, zo hard wordt er gestart wanneer om 8:35 het startsein bij de heren wordt gegeven. (Saillant detail: een paar man start al ruim voor het startschot; de organisatie kan zich een herstart niet permitteren, en het is voor de jury onmogelijk toezicht te houden op 1000 man in zwart neopreen gehuld vol ongeduld). Ik ben redelijk weg, maar trap na 100 meter op m'n adem en zit tegen hyperventilatie aan. Ik maan mezelf tot rust, houd het overzicht, duik in een paar gaatjes en kan weer snel m'n ritme oppakken. Gevolg is wel dat ik een groepje moet laten gaan waar ik graag bij in de voeten had gehangen. Ik beland in de derde groep, en kom na een heel ontspannen tweede kilometer als twaalfde uit het water, op 2,5 minuut van de kop. Dat blijkt trouwens pas na de wedstrijd, want voor m'n gevoel lag ik dertigste, met ruim vier minuten achterstand. Perceptie en feiten, daar kan nogal wat tussen zitten.
Na een sehr schnelle wissel zit ik als tiende op de fiets. Onderdeel van die sehr schnelle wissel was de keus om geen fietsshirtje aan te doen. Ik ben namelijk bestand tegen regen en kou. Denk ik. Het spervuur van klimmetjes dat we de eerste twintig kilometer krijgen voorgeschoteld is het geen enkel probleem om warm te blijven. Ik moet dan wel alle zeilen bijzetten om het groepje dat zich rond mij heeft gevormd bij te houden, maar ik heb het in ieder geval niet koud. Tijdens de afdaling van de Ettensberg, in volle regen en met wind tegen begin ik het koud te krijgen. Niet aan toegeven, houd ik me voor. Kou is een emotie.
Ik blijf mezelf goed verzorgen en eet en drink zoveel als m'n maag aankan. Een hongerklop is zo opgelopen in de kou: denk maar aan die rit in de afgelopen Tour de France in de Vogezen, waar Sylvain Chavanel in de laatste 40 kilometer een minuut of zes verloor op Haussler. Inmiddels is ene Lenz onze groep voorbij gekacheld. Hij rijdt op een gruwelijk groot verzet. Nog pijnlijker is de manier waarop een Duitser, een veteraan naar ik vermoed vanwege zijn vele grijze haren, zijn fiets voortduwt. Werkelijk alles wat je maar kan gebruiken om energie te leveren, wordt ingezet: z'n knieën gaan van binnen naar buiten, z'n heupen van links naar rechts, z'n rug bolt en holt zich, en z'n schouders gaan van voor naar achter van het trekken aan het stuur.
Ik ga niet mee met de tempowisselingen van de groep, en sta op het stuk vals plat terug richting Immenstadt een paar keer een gat van 100 meter toe. Telkens kom ik weer terug. Ik krijg het steeds kouder, en in de afdaling terug naar Immenstadt zit ik te klappertanden. Ik kijk zelfs uit naar de 20% steile Kalvarienberg die we aan het begin van de 2e ronde opmoeten. Onderaan geef ik vol gas, en merk tot m'n opluchting dat m'n benen nog fris zijn. Ik rijd van de laatste naar de eerste positie van dezelfde groep die mij net zo'n pijn heeft gedaan. Erg prettig voor het vertrouwen, en ik krijg er ook m'n lichaamstemperatuur mee omhoog. De volgende klimmetjes doe ik op eenzelfde manier. Op de Ettensberg, een vreselijke klim die zich via een paar irritant steile stukken omhoog slingert, valt de groep uit elkaar. Ik kom met de besten boven, maar moet drie man een seconde of twintig laten rijden. In de volgende klim rijd ik dat weer dicht, maar ga daarbij net wat te enthousiast te werk. Ik blaas me bijna op, en gebruik de afdaling om het gaatje definitief te dichten. Es ist Krieg, en m'n benen beginnen tekenen van slijtage te tonen.
Op een vlak stuk weg haal ik Sonja Jaarsveld bij, een Nederlandse dame (top-vijf materiaal) die ik later had verwacht in te halen. Zij vond 96 kilometer fietsen niet genoeg en heeft in Immenstadt een stukje extra gereden. Ik weet hoe dat voelt, fout rijden, maar ze kan zich over de mentale tegenslag heenzetten en nog, zo fris als een hoentje, als achtste finishen. Die moet hier terugkomen.
Van de acht man van mijn oorspronkelijk groep zijn er nog vijf over, en daarvan rijden er twee van voren weg. Ik zet de achtervolging in, en kan bovenop de laatste klim de aansluiting maken. Ik heb nog steeds geen idee waar ik in de wedstrijd zit. In de laatste afdaling is het wegdek inmiddels half opgedroogd: het is gestopt met regenen, en een flauw zonnetje breekt door de wolken. De vierkant rijdende Duitser leidt de afdaling, en knalt een overzichtelijke, mooi rond lopende 180-graden bocht in met een kilometertje of vijftig. Knietje aan de grond, lekker strak... tot hij plots onderuit schuift, de berm in. Ik zit er dertig meter achter, kan hem ontwijken, en vraag in mijn beste Duits: Alles gut?! Ik vang een Duitse kreet op; hij kan in ieder geval nog praten, en hij beweegt ook.
Ik rijd dus vol gas door, op weg naar de wissel. Benieuwd hoe de rug het houdt met het lopen, en waar ik lig. De wissel gaat goed, maar ik loop stroef weg de eerste kilometers. Bij het keerpunt na twee kilometer zie ik, tot mijn grote vreugde, dat ik vijfde lig, op dik drie minuten van de kop. Dat is veel beter dan ik dacht.
Dit loopparcours ligt me fantastisch. De twee vorige keren dat ik hier startte, had ik respectievelijk de eerste en tweede looptijd. Een podiumplaats zit er dus in, historisch gezien. Behaalde resultaten in het verleden bieden echter geen garantie voor de toekomst. Ik ga me met de minuut slechter voelen, moet een plaspauze inlassen na drie kilomter, en wordt door drie man ingehaald. Ik voel me erg onprettig in m'n lichaam, en zoek afleiding van de fysieke ellende om gedachten aan uitstappen te onderdrukken. Ik zeg zelfs Duitse rijtjes op die ik op de middelbare school heb geëtst in m'n geheugen: Mit, nach, bei, seit, von, zu, entgegen, auser, aus, gegenüber. Derde naamval. Durch, fur, ohne, um, bis, gegen, entlang. Vierde naamval.
Langzaamaan herstel ik me, en krijg ik wat meer kracht. Lastig is dat m'n linkeronderbeen is gaan slapen. Heb ik wel vaker in lange wedstrijden, en ik weet hoe hiermee om te gaan. Gewoon dat been naar voren gooien, en erop vertrouwen dat het zich afwikkelt. Na tien kilometer kom ik als achtste door, maar ben ik blij dat ik weer wat krachten heb hervonden. Bij het keerpunt na twaalf kilometer loop ik weer zesde, en dat is een stuk beter dan ik twintig minuten geleden had durven voorspellen. Ik kan blijven versnellen, en haal drie kilometer voor het einde nummer vijf terug. Met een negatieve split, waarbij de laatste 5 km de snelste was, finish ik als vijfde en eerste niet-Duitser. Veel beter dan ik van te voren had verwacht, en met benen die nog redelijk aanvoelen. Stefan Schmid wint uiteindelijk, na een bloedstollende finale waarbij hij de broers Bergermann in de slotkilometers terug verwijst naar plaats 2 en 3.
German Altenried, de man die deze wedstrijd nu al voor de 27e keer organiseert, vraagt me na de finish hoe het is gegaan. 'Sehr schwer', zeg ik, 'aber auch sehr toll. Ich liebe Immenstadt, und dieses Rennen'. Ik zie dat het de oude Altenried goed doet.
Uitslag Open Duits Kampioenschap halve triathlon, 25 juli 2009 (2-96-20)
1. Stefan Schmid 4:28:44
2. Matthias Bergermann 4:28:54
3. Stephan Bergermann 4:29:14
4. Karl Wimmer 4:31:21
5. Bert Flier 4:33:20