Pas geleden hebben zich twee nieuwe leden gemeld in onze trainingsgroep. Laten we ze Angelien en Maarten noemen. (Ter wille van de privacy zijn de namen gefingeerd). Angelien en Maarten zijn samenwonend. Zij komt uit het lopen, hij uit het uitgaanscircuit. Allebei zijn ze bloedfanatiek. Maarten fietst momenteel (we schrijven februari, het vriest en het sneeuwt) minstens drie keer per week, en vindt het de normaalste zaak van de wereld dat ’s avonds te doen. In deze periode. En dan niet een uurtje, maar minimaal twee, en als het even kan drie uur.
Zelf heb ik dat dus nooit gedaan, in de winter ’s avonds fietsen, maar de ijver van Maarten spoort mij aan om nu ook op winterse avonden hagelbuien en sneeuwstormen te trotseren. Maar dit terzijde.
Angelien is zover nog niet, maar het spreekt vanzelf dat zij niet werkeloos op de bank kan liggen terwijl Maarten zich buiten afbeult. Om de balans in de relatie (lees: trainingsopbouw) te houden, wordt Angelien daarom ten tijde van het vertrek van Maarten op de hometrainer geïnstalleerd. Die hometrainer staat aangesloten op de Tacx Virtual Reality Trainer. Ze heeft de simpele opdracht gesteld om 40 km te rijden. Angelien, onervaren in het rollenbanken, en al helemaal in het gebruiken van de Tacx apparatuur, kiest het standaard programma. Dat blijkt een Alpenetappe, met onder andere de 14 km lange klim naar Alpe d’Huez.
Maarten is inmiddels al weg, en Angelien begint aan het programma. Al snel komt ze erachter dat de Tacx het stijgingspercentage griezelig nauwkeurig simuleert. En dat die 40 km lang gaan duren. Het duurt niet lang voor ze zich begint af te vragen waar ze eigenlijk mee bezig is, en of dit nu wel zo leuk is. Elke rollenbankende triatleet herkent de situatie, en ik zou het aantal mensen dat voortijdig stopt niet graag de kost willen geven. Angelien valt dus niet onder de categorie opgevers, want ze maakt de training gewoon af.
(Hoe ik dit weet? Dit verhaal wordt de volgende avond tijdens het uitlopen met de groep gedeeld. Ik ben vol bewondering. Die groeit nog eens extra wanneer Maarten tijdens het rekken meldt dat hij na de baantraining nog gaat zwemmen. En dat zegt hij niet om indruk te maken, maar gewoon, om aan te geven dat-ie nog even het water in wil).
Zelden zag de triathlonwereld zoveel toewijding en opofferingsgezindheid.
Het fanatisme van Maarten en Angelien staat in schril contract met hun kennis en ervaring. Dat levert een potentieel dodelijke combinatie op. Op een koude zondagmorgen in januari waarop een schrale oostenwind hard waait, meldt Maarten zich bij een trainingsmaat: laten we hem Vincent noemen. Vincent, met zes jaar ervaring in de rugzak, ziet Maarten een nieuwe Specialized Epic uit de kofferbak tillen. (Gelukkig van aluminium, anders is Maarten al bij zijn debuut qua materiaal de evenknie van Vincent, en dat is natuurlijk niet de bedoeling.) Maarten, enthousiast lezer van een scala aan triathlonbladen, treedt aan in de meest actuele fietskleding. Zijn fiets blijkt uitgerust met allerlei meetapparatuur. Het geheel van man en fiets zou hoofden doen omdraaien in de incheckrij van Ironman Hawaii.
Vincents geoefende oog valt op een belangrijk detail: Maarten heeft maar één bidonhouder is gemonteerd. Vincent vraagt, voor alle zekerheid, wat er in die ene bidon zit, en of Maarten daaraan genoeg heeft gezien de voorgenomen rit van 90km. Volgens Maarten is één bidon voldoende, mede omdat er een water-Roosvicee cocktail in rondklotst.
Vincent doet nog een halfhartige poging om Maarten meer mee te laten nemen, maar ruikt ook kansen.
Het eerste uur rijdt Maarten, windje mee, lekker naast Vincent. De eerste tekenen van verval openbaren zich op het lange stuk tegenwind in de Hoeksche Waard. Maarten wordt steeds stiller, en gaat steeds meer in de luwte rijden. Vincent, die regelmatig met auteur dezes fietst, is bekend met dit fenomeen, maar dan is hij degene die in de lijdende positie zit. Vandaag kunnen de rollen worden omgedraaid. Promoveren van martelaar tot beul: hoe mooi kan het leven zijn?
Bij het stijgen van de ademfrequentie van Maarten – die trouwens, of hij zich goed of slecht voelt, altijd een grijns op zijn bakkes heeft, een prijzenswaardige eigenschap vind ik – versnelt Vincent geniepig. Een gaatje wordt een gat, en daarmee is Maarten definitief gelost. Vincent doet het vlekkeloos, op de manier die hij de afgelopen jaren van mij afgekeken heeft: net doen alsof je niet merkt dat je de ander aan het slopen bent, doordrukken op een gemeen stukje, en dan een kilometer later quasiverbaasd omkijken waar je trainingsmaat is gebleven.
Kijk, ook daarom is het goed vers bloed in de trainingsgroep te krijgen. Debutanten dienen te worden ontgroend, en hoe fanatieker ze zijn, hoe beter dat kan. Zelf pijn lijden geeft voldoening, maar iemand anders pijn laten lijden, dat is toch het leukst.
Deze column verscheen eerder in Triathlon Sport