Welkom

Ik hoop dat je inspiratie vindt op mijn site!

Reacties of suggesties voor onderwerpen zijn welkom op mijn e-mailadres: bertflier72@gmail.com.

Veel plezier,

Bert Flier

vrijdag 10 augustus 2007

Nederlands kampioen offroad triatlon: hoe een koe een haas vangt


Twee weken na het NK lange afstand in Almere sta ik aan de start van weer een nationale titelstrijd, ditmaal de offroad triatlon in Terheijde. Onzeker ben ik over mijn kansen. Waar ik me in Almere kandidaat voelde voor de overall winst, vind ik me hier vooral een outsider. Aanschouw de feiten. In offroad triatlons – die ik vooral doe omdat ik het de meest pure vorm van triatlon vind – eindigde ik nog nooit op het podium. Altijd verpest ik wel een onderdeel, waardoor ik kansloos ben voor de overwinning.

Een bloemlezing van missers. In één van de eerste afleveringen van de Beach Challenge, zoals het NK in Terheijde heet, dacht ik me, als mindere zwemmer, losgezwommen te hebben van het complete deelnemersveld. Links en rechts van me zag ik niemand. Zou ik zo'n zeldzame dag hebben waarop ik, door een combinatie van gunstige stroming en een bloedvorm, alle topzwemmers erop zou leggen? Recht voor me zag ik de laatste oranje boei die het einde van het zwemonderdeel markeerde. Dacht ik. Na een tijdje viel het me op dat die boei zich zelfstandig door de Noordzee bewoog. Voor de zekerheid keek ik even naar achteren om het gat met de concurrentie te checken. Tot mijn onsteltenis zag ik diezelfde concurrentie driehonderd meter terug over het strand rennen. Toen ik scherp stelde op de vermeende oranje boei, bleek dat een windsurfer te zijn die een oranje zeil had gehesen. Vijf minuten achterstand na het zwemonderdeel leverde me dat op, en de bevestiging dat de wens weer eens de vader van de gedachte was. Zelfs de snelste fietstijd kon mijn kansen niet keren, want volledig uitgewoond begon ik aan het looponderdeel.
Met het NK offroad in Ameland een paar jaar geleden lag ik, na een goed zwemonderdeel en ook een tot op dat moment voortreffelijk verlopend fietsonderdeel in kansrijke positie voor een podiumplaats. Totdat ik met m’n achterwiel in een richel reed, kapseisde, en daarbij m’n achterwiel zo krom als een hoepel trok. Nadat ik, dankzij een lift van een behulpzame Amelandse boswachter, weer terug bij het parc fermé kwam, wisselden op dat moment precies de groep met wie ik eerder in de duinen reed. Ik heb de loopschoenen aangedaan en liep toen, buiten mededinging, alsnog de snelste looptijd. Zodat ik wist wat ik waard het geweest.
Een laatste voorval dateert van Goldrush triatlon in Nijverdal van vorig jaar. Na maar liefst vijf verkenningen van het fietsparcours, om de ideale lijnen in mijn geheugen te etsen, bleek ik in staat in de laatste van de drie rondes fout te rijden. Simpelweg omdat ik als een blinde door de bossen aan het rammen was en boven m’n limiet reed. Dat kostte me een minuut of twee en wederom een potentiële podiumplaats.

Vorig jaar stond ik ook aan de start van de Beach Challenge. Ik zwom geweldig, maar verloor in de eerste fietsronde van 16 kilometer vier minuten. Dat is absurd veel. De reden was simpel: ik was niet opgewarmd, had het parcours niet verkend en had niet op de mountainbike getraind. Dit jaar heb ik dat anders gedaan. Het parcours heb ik uitgebreid verkend, zelfs op de dag van de wedstrijd, en m’n warming-up was uitgebreid. Daar zou het in ieder geval niet aan liggen. Onzeker was ik wel over mijn fysieke gesteldheid, want twee weken geleden, na het al gemelde NK in Almere, was ik total loss. Daarnaast was ik de woensdag voor de wedstrijd grieperig geweest. De strohalm waaraan ik me vastklamp is dat ik me zaterdag bij het opstaan goed voel, en zin heb om er vol in te knallen. Ik weet wat ik nodig heb om hier te winnen: niet twee negens en een vijfje voor de drie onderdelen, maar drie maal een acht. Constant zijn, geen gekke dingen doen, en de energie verdelen tot aan de finish.

Om mijn intenties duidelijk te maken, stel ik me op de eerste startrij op. Ik kijk om me heen en monster de favorieten. Rob Barel, 49 jaar inmiddels, straalt één brok ervaring uit. Rorik Schouten, de nummer twee hier vorig jaar, vrees ik met name op het fietsen. Dat geldt ook voor veteraan Frans van Heteren die me hier vorig jaar op het eerste fietsrondje deklasseerde. Dan hebben we Johan Neevel. Ook al een veteraan. In vorm, want won vorige week in Drachten, en een goede zwemmer en heel goede mountainbiker. Freek de Boer is net zo’n outsider als ik. Hij zwemt goed, kan behoorlijk lopen, maar z’n fietsonderdeel is voor mij een vraagteken. Voor hem ook, trouwens. Rik Nijhoving is ook zo’n vraagteken. Drie weken geleden klopte hij mij in Veenendaal door heel hard zwemmen en fietsen. Naast deze mannen staat, ter gelegenheid van de tiende editie van deze wedstrijd, een stel oudwinnaars aan de start. Zoals daar zijn: Erik van der Linden, Casper van den Burg en Peter-Johan Dillo. (Rob Barel won hier trouwens ook al). Oudwinnaars vind ik onvoorspelbaar. Zo vang ik een gerucht op dat Erik nog steeds een 1500m in 18.30 zwemt. Daarentegen zou-ie niet meer zo hard lopen als vroeger. Dat wil zeggen: hij is nu goed voor een 34-er op de tien.

Na het startschot ben ik goed weg. Naast Rob ren ik de branding in, maar vind een ongelukkige serie brekende golven op mijn route naar de eerste boei. Een paar man scheidt zich in dat eerste stuk af. Ik beland in een tweede groepje. De zee is ruw. Op het ene moment bevind ik me middenin het groepje, het andere moment – na een plotselinge golf – ligt het boeltje meters uit elkaar. Ik probeer een armritme te vinden dat gelijke tred houd met het ritme der golven, en dat gaat steeds beter. Redelijk ontspannen glijd ik mee in de groep. Na 1100 meter moeten we, ter vermaak van het publiek, weer door de branding, daarna een stuk over het strand, en dan weer terug door de branding om de resterende 400 meter vol te maken.


Ik verlies de aansluiting met het groepje bij het terugzwemmen door de branding. Bij het weer de zee in gaan pas ik de les die ik heb geleerd met de start toe, en ik dicht het gat op het groepje door nu wel op een goede manier door de branding te zwemmen. Rond de zevende plaats loop ik wisselzone binnen, net achter Rob Barel, en op 1:16 van de kop. Perfect. Nu zorgen dat ik met Rob op de fiets zit, zodat we op het stuk strand tegenwind kunnen samenwerken. Rob wisselt net wat sneller, en ik moet vol op het gas om het gaatje van vijftig meter dicht te rijden. Zodra ik hem heb bijgehaald, laat hij mij op kop. Ik vind het prima, en rijd op reserve het kleine lusje door Terheijde.

Op het einde van dat lusje komt Rob weer voorbij. Op een technisch stukje – een trap omhoog, waarlangs je door een gootje net omhoog kunt fietsen, en wat ik drie keer heb geoefend in de verkenning – maakt Rob een stuurfoutje. Hij moet van de fiets af, en ik ook. Irritant, want dit akkefietje kost me dertig meter op Rob. Bij het oprijden van het strand, door het mulle zand, kan Rob twintig meter verder rijden dan ik, waardoor ik vijftig meter achterstand heb op Rob wanneer ik weer kan beginnen met fietsen op het harde gedeelde langs de vloedlijn. Ik heb moeite dit gaatje te dichten, maar weet aan te sluiten. Even later, op een zwaar, zuigend stuk, trekt Rob door en moet ik hem laten gaan. Ik kan gewoon niet harder. In de verte zie ik de koplopers rijden. Dat gat oogt behoorlijk groot, en bij het binnenrijden van de Puinduinen, een technisch stukje van het parcours met drie ontzagwekkende trappen, hoor ik dat ik 1:45 achterlig op koploper Freek de Boer. Die is dus goed aan het fietsen. Op de eerste trap haal ik Casper van den Burg bij, en laat ‘m meteen achter.


Ik lig nu vierde: Freek de Boer ligt op kop, daarachter rijdt goede zwemmer Erik Wolsing, dan Rob, en dan ik. Ik vraag me af waar mannen als Frans van Heteren, Rorik Schouten, en Johan Neevel uithangen. Het zou wenselijk zijn om op het strand gezelschap te krijgen, maar ik zie niemand. In mijn fanatisme bij het afstappen voor de derde trap in de Puinduinen haak ik mezelf en val hard op m’n linkerschouder. Ik maan mezelf tot kalmte, raap de fiets weer op, en maak het rondje Puinduinen zonder verdere incidenten af. Het stuk terug op het strand naar Terheijde loopt zwaar. De wind staat weliswaar mee, maar het zand blijft zuigen. Ik overweeg af te stappen en nog wat lucht uit de banden te laten lopen, maar besluit dat toch niet te doen. Gewoon zorgen dat elke trap raak is, dat is alles wat nu telt. Bij het keerpunt hoor ik dat Freek krap twee minuten op me heeft. Rob rijdt een dikke minuut voor me en het gat op Erik Wolsing is dik veertig seconden. Achter me zie ik Johan Neevel aankomen. Mannen als Erik-Simon Strijk, en Frans van Heteren, die vlak achter mij uit het water kwamen, heb ik al op flinke achterstand gezet.

Op het stuk tegenwind over het strand richting de Puinduinen (we rijden twee rondes) stabiliseert de achterstand op Rob en Freek. Erik Wolsing haal ik terug op de beklimming van de tweede trap. Daarvoor heb ik wel een atleet uit een vroegere serie verschrikkelijk moeten opjagen op de beklimming van de eerste trap. Ik voel me namelijk steeds beter worden, en heb bij het binnenrijden van de Puinduinen besloten op dit gedeelde alles te geven om wat van m’n achterstand af te halen. Ondanks mijn inspanningen zie ik Johan Neevel, net voor de beklimming van de derde trap, aansluiten. Ik wil heel graag gelijk met hem het strand op, en neem de trap vol (na weer een slipper bij het afstappen…) Dit levert me een paar meter voorsprong op bij het begin van een paar honderd meter single track. Kan-ie me daar, met al z’n technische vaardigheden, tenminste niet inhalen. Bij het oprijden van strand hoor ik dat ik veertig seconden van de achterstand heb afgehaald. Freek rijdt op 1:20 voor ons, samen met Rob. Johan trekt hard door op het strand, en ik heb in eerste instantie moeite te volgen. We trekken hard door in een poging het gat binnen te minuut te krijgen. Zienderogen lopen we in. Rob heeft inmiddels Freek gelost, die last van krampscheuten heeft. Als vierde, net achter Johan en Freek, en dertig seconden achter Rob, kom ik het parc fermé binnen. Ik neem de tijd m’n schoenen aan te trekken. Johan is sneller weg en Rob pakt tien seconden terug op me. Wanneer ik wegloop, staat Freek rekoefeningen te doen. Weer eentje minder.


Johan haal ik snel terug. Ik besef dat ik vandaag kan winnen, maar dan moet ik nog wel met de oude nestor afrekenen. Veertig seconden is niet veel, maar je moet het wel dichtlopen en okselfris ben ook ik niet meer. Op m’n eigen tempo – hard, maar nog net comfortabel – loop ik de eerste kilometers. Langzaam wordt het gat op Rob kleiner. Ik overdenk de situatie. Van de mensen achter me heb ik niets te vrezen. Rob kennende loopt hij waarschijnlijk met enige reserve. Het enige waar ik me op dien te concentreren is het gat dichtlopen, en zorgen dat ik nog wat over heb voor later. Voor de finale en de titel.

Na vijf kilometer, aan het eind van de eerste ronde lopen, heb ik Rob bijgehaald. Ik temporiseer om te herstellen van m’n inhaalrace, en verschuil me een paar honderd meter achter Rob. De wind staat hier tegen. Rob drukt het tempo. Ik neem m’n verantwoordelijkheid en pak de kop over. Rob nestelt zich schuin achter me. Hij oogt ontspannen en lijkt alles onder controle te hebben. Even testen dan maar. Ik versnel licht. Dat gaat me niet makkelijk af, en Rob volgt. Makkelijk, zo lijkt het. Ik dring Rob de kop op. Hij vertraagt direct, en flink. Ik kijk ‘m aan, en zie een grijs van oor tot oor. Ik grijns terug, en neem weer de kop, me ondertussen afvragend hoe ik deze klus moet klaren.

Aan het eind van het stuk strand loopt het parcours dwars door het mulle zand richting duinen. Dit stuk ligt me totaal niet. Ik verkort m’n pas en loop zo licht als mogelijk met mijn 84 kilo. Naast me loopt Rob, en het valt me op dat hij plotseling zwaar ademt. Ik ruik m'n kans: nu moet ik gaan. Ik zet aan, loop het resterende stuk mul zand zo hard als ik kan, en blijf vol doortrekken op het eerst omhooglopende, en dan weer dalende duinpad. Achterom kijken doe ik niet. In plaats daarvan vraag ik aan de met de leider van de wedstrijd meefietsende begeleider of ik los ben. ‘Vijftien seconden’, zegt hij. Ik kan het niet geloven: in 500 meter 15 seconden?! Het blijkt echt zo te zijn, en ik ga over tot een iets prettiger. Ik blijf weglopen, en besef dat de winst binnen is. Rob wordt tweede, Johan Neevel derde. Ervaring is wat deze wedstrijd de doorslag gaf: de gezamenlijke leeftijd van het overall podium is 134 jaar.


Ik neem nu even de tijd de winst te vieren. Ik kan het nauwelijks geloven dat ik, twee weken na Almere, en met hoe ik me de afgelopen week voelde, hier aan het langste eind trek. Op de lauweren rusten kan echter niet, want er rest me nog één, hele grote, klus: het WK Ironman op Hawaii. Dat wordt de kers op de taart, want ik beschouw mijn seizoen nu al als zeer geslaagd.

Uitslag NK Offroad Westland Beach Challenge, 8 september 2007

1. Bert Flier 2:15:43
2. Rob Barel 2:16:48
3. Johan Neevel 2:19:57