Het Open Frans kampioenschap lange afstand (4-120-30) op 9 september was m’n geplande piekwedstrijd van dit seizoen. Mijn ingeving om in Almere te starten betekent echter dat ik me aan een curieus experiment onderwerp: kan ik, twee weken na een hele waarop ik tot op de bodem ben gegaan, nog iets respectabels doen in een zware wedstrijd van ruim zes uur?
Het antwoord op die vraag hangt in eerste instantie af van hoe ik herstel van Almere. De eerste dagen na die wedstrijd geven weinig hoop. Bij het opstaan moet ik me met de armen omhoogdrukken – de benen zijn nog te beschadigd om dat zelf te kunnen doen. De maandag na Almere probeer ik uit te fietsen, maar ik kan niet eens op m’n zadel zitten van de pijn in de liezen, heupen en bilspieren. Dat heb ik nog nooit meegemaakt. Een zwemtraining dinsdagochtend geeft iets meer hoop, maar wanneer ik uit het water stap voelen de benen als blokken beton. Woensdagochtend doe ik heel voorzichting een looptraining. In nauwelijks 10km/uur loop ik een half uurtje. Nou ja, lopen: ik vermijd de zweeffase, en las een aantal stukken achteruitdribbelen in om de pijn in de bovenbenen draaglijk te houden. Ik ben blij dat ik na een half uur weer thuis ben. Vanaf donderdag gaat het ineens een stuk beter: de zwemtraining verloopt goed, en vrijdag kan ik na een rustige fietstraining van bijna vier uur weer op het buitenblad de Heinenoordtunnel uit. Zaterdag train ik de drie onderdelen en ben in totaal vijf uur bezig. ’s Avonds voelen de benen niet eens zo slecht.
Wanneer ik maandagochtend, na een looptraining met wat tempoblokken, bij Cynthia langsga (een goede vriendin van me die fysiotherapeut is), wordt duidelijk dat de benen nog steeds flink beschadigd zijn. Nu had ik dat wel vermoed, maar als ik nu al toegeef dat ik zaterdag niet hersteld zal zijn, acht ik me bij voorbaat kansloos voor een mooie klassering. Ik doe haar m’n trainingsplannen voor de komende dagen uit de doeken. Vandaag en morgen wil ik twee zware fietstrainingen doen en een tempotraining in het zwembad. Ze schudt haar wijze hoofd en maakt me duidelijk dat ik in Gérardmer niets hoeft te verwachten als ik die trainingen doe. De spieren zijn nog steeds flink beschadigd, en zullen dat zaterdag ook nog zijn. De boodschap is duidelijk. Het enige wat ik kan doen, is zo uitgerust mogelijk aan de start verschijnen, vooral niet te hard van stapel lopen, en voorzichtig met m’n lijf omspringen.
Ik houd me aan dat advies en rijd donderdag naar Gérardmer. Mijn verwachtingen over de schoonheid van de wedstrijdlocatie, gevoed door de schitterende foto’s op de website, worden ruimschoots overtroffen door de werkelijkheid. Het meer ligt er kraakhelderblauw en zo vlak als een spiegel bij, en het fiets- en loopparcours blijkt samengesteld uit ansichtkaartplaatjes, zo mooi. Het stadje zelf ademt een serene rust.
Ik zwem, fiets en loop donderdag en vrijdag nog wat op het parcours, en kan niet ontkennen dat ik me behoorlijk goed voel. Ik kan echter totaal niet inschatten wat ik moet verwachten van de wedstrijd. Het parcours is uitdagend. Het zwemmen is vooral moeilijk qua oriëntatie, zo merk ik tijdens een zwemtraining op de vrijdagochtend. De boeien liggen soms een kilometer uit elkaar, en op de terugweg schijnt de zon recht in de giechel. Het fietsparcours bestaat uit drie rondes van veertig kilometer. Per ronde krijg je drie klimmen voor je kiezen, in totaal goed voor 2200 hoogtemeters. Het loopparcours is ook niet misselijk: het rondje van 7,5 kilometer rond het meer heeft een klimmetje van twee kilometer van een procent of drie. Dat is op zich wel te doen, maar je moet die meters ook weer afdalen en dat rondje vier keer lopen om aan de dertig kilometer te komen. Ik vermoed dat dat op het eind enige moeite zal gaan kosten.
De tegenstand is van een formidabel niveau. Op de startlijst staan onder anderen Cyrille Neveu (wereldkampioen in Nice 2002), Andrew Johns (tweevoudig Europees kampioen op de kwart), de Brit Stephen Bayliss, de Braziliaan Reinoldo Collucci, Embrun 2006-winnaar Hervé Faure, de regerend Frans kampioen lange afstand Charly Loisel, en nog wat meer Franse profs zoals Nice-winnaars Gilles Reboul en Julien Loy. Er wordt gefluisterd dat dit, na Hawaï, de sterkst bezette lange afstandstriatlon van het seizoen is. Hoe het ook zij, ik betrap me toch op enige ambitie wanneer ik voor alle zekerheid bij de inschrijving of ik in aanmerking kom voor prijzengeld als ik bij de eerste tien finish. Ik blijk inderdaad bij de elite te zijn ingeschreven, en men wenst me veel succes.
In het uur voor de start voel ik me zeer ontspannen. M’n seizoen is al meer dan geslaagd, en deze wedstrijd zie ik als het slagroom op de taart. Maar je moet je toch een concreet doel stellen, en dat is een top-10 klassering. Of het gerechtvaardigd is weet ik niet. Zo zijn er nog veel meer onzekerheden, waarvan de ligging van de eerste boei een heel cruciale blijkt te zijn. Mijn geringe beheersing van de Franse taal belet me dit na te vragen, en ik stel me op goed geluk rechts in het startvak op. Na de start blijk ik een foute lijn te zwemmen, en binnen 200 meter wedstrijd bevind ik me in een groep verdwaalde zwemmers die tientallen meters van de ideale lijn door het meer ploegt. Ik probeer de schade te repareren, oriënteer me en begin aan een inhaalrace. Groep na groep haal ik in, wat een slecht teken is. Als mindere zwemmer moet ik het hebben van het draften op de voeten van de betere zwemmers, en daar koste wat het kost bij blijven. Na vier kilometer zwemmen blijk ik inderdaad m’n zwemonderdeel verknald te hebben. Op zes minuten van de kop kom ik uit het water, terwijl ik vier minuten acceptabel gevonden zou hebben. Op de wissel laat ik nog eens twee minuten liggen. Ik zie me namelijk verplicht met een fietsshirtje te rijden om m’n voeding mee te kunnen nemen: je mag hier, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Almere, niets aanpakken. Dat shirtje zit erg strak en krijg ik niet over m’n natte lijf. Uiteindelijk stap ik met acht (!) minuten achterstand op de kop als 31e op de fiets. Dat is even wat anders dan in Almere waar ik als tweede op de fiets zat.
Indachtig het advies van Cynthia start ik erg behoudend en klim, om de benen te sparen, hele stukken op de 39x23. Ik schuif qua positie iets op in de eerste ronde, maar verlies op de kop nog eens vijf minuten. Dat doet toch wel pijn, maar ik kan nog steeds erg genieten van de schitterende omgeving waardoor we fietsen. Ik besluit me puur te concentreren op m’n eigen race en m’n positie bij de finish als resultaat te zien, en niet als doel. De tweede en derde ronde kan ik licht versnellen, maar ik durf mezelf geen pijn te doen op de beklimmingen. Achteraf had ik een stuk harder kunnen fietsen, maar wat de consequentie voor m’n looptijd was geweest is moeilijk in te schatten.
Als zestiende, met een half uur achterstand op de kop en elf minuten op positie tien, kom ik het loopparcours op. M’n benen voelen werkelijk fantastisch aan, en ik loop continu kilometers van dik binnen de vier minuten. De tweede ronde klok ik zelfs een paar kilometers van 3.40, en Herman meld dat ik posities terug pak. Op de kop verlies ik nu geen tijd meer. Ook de derde ronde kom ik goed door, maar ik begin nu wel wat stroever te lopen. Ik heb me gelukkig goed verzorgd, en maak er een principekwestie van ook in de laatste ronde het tempo van 15 km/uur vast te houden. Dat kost moeite, maar door me goed te concentreren op m’n techniek en de pijn weg te denken lukt het. De laatste 2,5 km zijn erg zwaar, maar in vergelijking met Almere valt het allemaal nog wel mee. Alles is relatief.
Als dertiende passeer ik de finish, en ik blijk de vijfde looptijd gerealiseerd te hebben. Daar ben ik heel erg blij mee. Blijkbaar herstel ik snel, heb ik m’n race goed ingedeeld en kan ik het mentaal opbrengen binnen korte tijd twee keer diep te gaan. Ik neem me voor hier nog een keer terug te komen, zonder een hele als voorbereiding, en met meer klimkilometers in de benen. Want die top-tien finish wil ik toch wel heel graag in een wedstrijd van dit niveau.
De uitslag:
1. Reinoldo Collucci 6:08:27
2. Julien Loy 6:10:59
3. Hervé Faure 6:16:26
4. Andrew Johns 6:20:07
5. Gilles Reboul 6:20:52
5. Xavier Le Floch 6:24:50
7. Stephen Bayliss 6:25:32
8. Cyrille Neveu 6:25:56
9. Sebastien Berlier 6:26:26
10. Charly Loisel 6:29:21
13. Bert Flier 6:40:08
Bert Flier