De woensdag voor de wedstrijd krijg ik een smsje van Arnoud van Garderen vanuit Allgau: ‘Neem warme kleren mee. Het is momenteel 12C en het regent. De weersvoorspellingen beloven niet veel verbetering’.
Onder het motto ‘beter mee verlegen dan om verlegen’ pak ik een extra fleecejack, een allweather Goretex jasje en een fietsshirt met lange mouwen in. In 2009 was het in Allgau ook slecht weer. Ik herinner me vooral de eerste fietsronde van toen nog: klappertanden van de kou en uitkijken naar de stukken bergop om weer warm te worden. Om vervolgens in de tweede helft van de wedstrijd de zon te zien doorkomen en het met het lopen alsnog warm te krijgen.
In de locale kranten wordt mijn naam genoemd als mogelijke kanshebber: vorig jaar won ik hier. De andere favoriet is Stefan Schmidt, winnaar van die koude editie in 2009. De dag voor de wedstrijd voel ik me echter allesbehalve sterk. Mijn temperatuur gaat op en neer en ik voel verre van fit. De twijfel slaat toe, en ik overweeg serieus om niet te starten. Nadat ik ‘s middags een paar uur op bed heb gelegen en heb gebeden om een goede beslissing te kunnen maken, voel ik dat mijn lichaam zich behoorlijk heeft hersteld. Fysiek gezien kan ik morgen starten, en ik laat het aan God over hoe de wedstrijd zal gaan. De omstandigheden beloven extreem te worden. Ik houd van extreme omstandigheden. Bovendien heb ik met deze wedstrijd een speciale band en voel ik me in Allgau altijd erg op m’n gemak.
Na een belachelijk vroeg ontwaken (de start is om 8 uur, wat betekent dat de wekker om 5.15 staat) open ik de gordijnen. Vaalgrijze, dreigende wolken hangen in het dal. Ze zijn zwanger van de regen, maar die valt nog niet.
Het parc fermée, gelegen in een weiland, sopt van de nattigheid. Dikke klonten modder liggen her en der op het natte gras. Triatleten doen wat ze moeten doen. Sommigen kunnen deze omstandigheden wel waarderen, maar ik zie ook veel maandagochtend-gezichten. We kunnen ons in voorbereidingen op wedstrijden vaak de mooiste omstandigheden inbeelden op de wedstrijddag. Als dat niet zo blijkt te zijn, is het goed om de condities, zowel die van het weer als je eigen conditie, te kunnen accepteren en daar op een positieve manier mee om te gaan.
My blessing of the day is dat ik me bij het wakker worden en later, tijdens de warming-up, een stuk beter voel dan vrijdag. Laat het maar gebeuren vandaag! Als een van de eersten van de 650 deelnemers spring ik in het 16C koude water van de Alpsee. De armen voelen goed aan, en ik nestel me in het midden van het startveld op de eerste rij.
Na het startschot ben ik direct los van het veld en zit gelijk in m’n slag. Twee man zwemmen van me weg. Op mijn beurt sla ik een gaatje op een achtervolgend groepje. Ik krijg het idee dat het is gaan regenen, maar zeker ben ik niet. Na het tweede keerpunt sluit iemand bij mij aan, Ik kan ontspannen blijven zwemmen en kom als derde, op iets van 2,5 minuut achter de snelste zwemmers, uit het water. Daar ben ik blij mee.
Mijn vermoeden dat het is gaan regenen klopt. Helaas. De regen komt met bakken uit de loodgrijze hemel. In de wissel trek ik een wielershirt over m’n triathlonpakje. In 2009 deed ik dat niet en keek ik de concurrentie die zich wel die luxe hadden gepermitteerd bijna uit hun kleren. In dat soort omstandigheden kan je een moord doen voor een goed, warm jackje.
Als derde rijd ik, na drie kilometer fietsen, de irritant steile Kalvarienberg in Immenstadt op. Vlak achter me zit Stefan Schmidt. Die heeft ook goed gezwommen. Vijf minuten later haalt hij me net voor een bocht in. Ik besluit mijn eigen tempo te rijden en zie hem meter voor meter van me wegrijden. Mijn wattages zijn goed, en ik vertrouw op mijn inschattingsvermogen om de tweede ronde van dit loodzware fietsparcours ook goed te kunnen rijden. Een paar kilometer verder komt een groepje van drie man langszij. Ik kan even mee, maar merk dat ik steeds meer moeite krijg om m’n wattages hoog te houden.
De oorzaak: ik krijg het koud. M’n hartslag krijg ik steeds moeilijker omhoog. Na een kilometer of vijftien begin ik te klappertanden van de kou. Ik hoop en bid op verbetering – van m’n kerntemperatuur, en als het even kan van het weer. Op het 30-km punt zie ik dat Stefan Schmidt inmiddels naar de leiding is gereden. Ik zit op vijf minuten. Dat is al veel, maar niet onoverkomelijk. Mits ik me beter ga voelen.
Per kilometer lijk ik het aan graadje kouder te krijgen. In de afdalingen heb ik moeite m’n fiets onder controle te houden: ik ril van top tot teen en heb moeite om de bochten in te schatten. Negatieve gedachten die dreigen op te wellen, ban ik direct uit. Iedereen heeft het koud, en de omstandigheden zijn voor iedereen hetzelfde. Ik rijd m'n eigen race, en accepteer dat ik zo nu en dan wordt ingehaald.
Bij de tweede doorkomst op de Kalvarienberg, halverwege het fietsen, lig ik op elfde plaats. Daar had ik niet op gerekend, maar met een strakke tweede ronde en een sterk looponderdeel kan ik nog steeds top-vijf finishen. Helaas blijft het klappertanden aanhouden. M’n hartslag krijg ik in de beklimmingen niet hoger dan 140 – terwijl ik 160 aankan. Het contrast met vorig jaar is enorm: toen had ik een perfecte dag, met benen die konden blijven gaan. Vandaag beleef ik een totaal andere wedstrijd. Dit is pure survival, besef ik me.
Ik blijf onderkoeld, maar het wordt gelukkig ook niet erger. Rillend en klappertandend tel ik de kilometers af, hopend op betere tijden. Ik kijk uit naar het lopen en vertrouw dat ik daar veel plaatsen kan goedmaken. Dat is mijn beste onderdeel en ik zou nog energie over moeten hebben omdat ik met het fietsen niet diep heb kunnen gaan. In de tweede ronde blijf ik ingehaald worden, en het gat met de kop is inmiddels onoverbrugbaar groot. Een top-tien zit er nog wel steeds in. De wens is de vader van de gedachte.
Rond de twintigste plaats kom ik van de fiets. Na een behoorlijke wissel druk ik bij de uitgang van het parc fermée m’n Garmin-met-GPS in. Ik probeer gas te geven.
Dat lukt dus niet. Meer dan een kort, driftig dribbelpasje krijg ik er niet uitgeperst. De snelheid op m’n Garmin: 12.7 km/uur. M’n hartslag is dertig slagen lager dan normaal. M’n eerste kilometer gaat in 4.40. Normaal is dat rond de 3.30. Gefrustreerd loop ik door Immenstadt-centrum. Ik besef me dat ik me verder geen illusies meer hoef te maken qua topposities: vandaag heb ik me in m’n onderkoelde lot te schikken.
In de tweede helft van de eerste loopronde loop ik kilometers lang met een brok in m’n keel. Van emotie. Dat ik niet ben uitgestapt, en in het besef dat ik ga finishen. Deze dag ben ik dieper gegaan en ben ik zwaarder op de proef gesteld dan vorig jaar. Eens te meer besef ik me dat positie en eindtijd weinig zeggen over je mentale weerbaarheid.
In de tweede helft van het lopen kan ik wel iets versnellen omdat ik eindelijk weer een beetje op temperatuur kom, maar veel doet dat er niet toe. Wat me het meest motiveert, is dat ik daardoor iets sneller onder een warme douche kan. In de stromende regen, als twintigste, op ruim een half uur van winnaar Stefan Schmidt die weather-proof is gebleken, kom ik binnen.
Vorig jaar was Allgau een walk in the park. The perfect day. Dit jaar is Allgau een echte beproeving gebleken. Als je mij vraagt of ik beter niet had kunnen starten, of er verstandiger aan had gedaan om uit te stappen, dan is mijn antwoord: nee. Want van dit soort dagen leer je meer dan van die perfect days.
Uitslag Allgau Classic – 23 juli 2011
1. Stefan Schmidt 4:05:25
2. Matthias Buxhofer 4:15:09
3. Reto Stutz 4:17:21
20. Bert Flier 4:36:14