Hoe dichter ik bij een piekwedstrijd kom, hoe minutieuzer ik word. Zeker nu ik wat ouder word (fysiek dan, want geestelijk voel ik me nog steeds 12;) is het enorm belangrijk de goede arbeid-rustverhouding te vinden en de intensieve trainingen goed te doseren. Dat is deels wetenschap, maar vooral ook aanvoelen wat het lichaam op een bepaalde dag aankan.
De afgelopen weken heb ik regelmatig trainingen overgeslagen die ik vroeger absoluut gedaan wilde hebben. In plaats daarvan heb ik me laten masseren of ben gewoon lekker op bed gaan liggen.
Dat klinkt allemaal heel verstandig en wijs, maar de eerlijkheid gebied te zeggen dat de beslissing om te rusten in plaats van te trainen me toch moeilijk valt. Ik train graag, en, als het even kan, hard. En zet daarbij het liefst imponerende tijden op de klok of wattages op de teller. Op zoek naar bevestiging, naar het bewijs dat de vorm er is.
Het punt is dat, hoe goed je tijden ook zijn in training, ze geen garantie vormen voor een goede wedstrijd. Bovendien kan een training altijd beter. Rijd je de ene week wattageblokken van 300 Watt, dan rijd ik ze de volgende week het liefst in 310 Watt. En de week daarna weer wat meer natuurlijk.
Rupsjenooitgenoeg, op zoek naar controle en garantie op succes. Als sporter ben je altijd op zoek naar de grens, en wil je die grens zo ver mogelijk opschuiven. Dat is de gezonde ambitie van iemand die het maximale uit zijn mogelijkheden wilt halen. Maar de valkuil van die ambitie is ook levensgroot: dat je altijd meer meer wilt en niet het niveau accepteert dat bij jou past, op dit moment en onder je huidige omstandigheden.
Ik heb dat in de loop van de tijd mogen leren. Omdat mijn ambitieniveau voor Didam hoog is (winnen) heb ik al maanden geleden als doel gesteld om op 2 juli onder de 26 minuten op de 2km te kunnen zwemmen, 41 gemiddeld te kunnen fietsen op de 80km, en daarna onder de 1 uur 10 te kunnen lopen op de 20km. Ik denk dat dat nodig is om kans te maken op de titel: ik zal na het zwemmen in de achtervolging moeten en bereid zijn om, na een inhaalrace met het fietsen en lopen, nog een keiharde finale te doen.
Tot zover de getallen. Die zijn, op de dag van de wedstrijd, totaal niet relevant - hoogstens in de nabeschouwingen. In deze voorbereiding ben ik, meer dan ooit, bezig om geest en lichaam op één lijn te krijgen. Mezelf te voeden met geestelijke beelden die me bevestigen in mijn mogelijkheden. De fysieke trainingen probeer ik zo te balanceren zodat ik alle nuttige trainingen heb gedaan, zo min mogelijk junk miles maak, en de laatste week zo inricht zodat ik uitgerust en fit aan de start sta.
Tijdens de wedstrijd komt het aan op de uitvoering. De simpele dingen goed doen. Geloof en vertrouwen blijven houden, ook al loopt het niet zoals je zelf graag wilt. Problemen oplossen, creatief zijn en het mentale schaakspel met de concurrentie. En positief blijven, wat er ook gebeurt.
Ik hoop op een wedstrijd waarbij het uiteindelijk aankomt op een mentale en geestelijke test. Dat proces, die uitdaging, dat is wat wedstrijden mooi maakt. Omdat je jezelf daarin zo goed leert kennen, en mensen treft die het beste uit jezelf halen.
Wat ik het mooist vind: mijn intentie om te racen is om het beste uit mijn mogelijkheden te halen. Om Hem te eren die mij in deze positie heeft gezet. Ik heb vertrouwen dat Hij mij zegent. Het bijzonderst daaraan is dat Hij dat doet op Zijn manier. Hij rekent niet in termen van eerste plaatsen. Hij is wijs. Want zoals de hemel hoger is dan de aarde, zo zijn Mijn wegen hoger dan uw wegen en Mijn gedachten dan uw gedachten (Jesaja 55:9).
Dat betekent dat God geeft wat goed voor mij is. Dat is niet altijd wat ik voor mezelf zou bedenken, maar Zijn manier is veel mooier dan wat ik zelf ooit zou kunnen bedenken. Daarom ben ik heel benieuwd wat de komende periode me gaat brengen.