Mijn woensdagavond wijd ik aan de vossenjacht. Simpel gezegd is een vossenjacht spoorzoekertje op de fiets, waarbij een groep wielrenners zich over een min of meer zorgvuldig uitgepijlde route over openbare wegen danwel privé-terrein spoedt. Op willekeurige plaatsen langs het parcours staan controle-emmers, waarin je een PVC-buisje met daarop je startnummer dient te deponeren. Een pijltje of een emmer missen is catastrofaal omdat het leidt tot puntverlies in het vossenjachtklassement. Het hoofd van een vossenjachtrenner in koers neigt daarom naar rechts – de kant waar de pijlen en emmers staan. Op het eindpunt dient men de vos te zoeken, een holle ijzeren pijp. Deze zogenaamde vossepen kan zich ophouden in struikgewas, langs bermen, in holle bomen, of aan de waterkant. De renner die als eerste zijn buisje in de vossepen frummelt, wint.
Een zege in een vossenjacht levert vele malen meer prestige op als het winnen van de eindsprint op de Champs-Élysées in de Tour de France. De Tour, dat is voor stervelingen, voor renners van vlees en bloed. Vossenjachtrenners zijn buitencategorie. Ze deinzen werkelijk nergens voor terug en verteren wat de parcoursbouwer hun voorschotelt. In profkoersen worden vluchtheuvels verwijderd om het peloton veilig te laten passeren. In de vossenjacht zoekt men dit soort levensbedreigende situaties juist op. Een stuurbreed steegje wordt met vijftig per uur ingereden, een kniehoge brandnetelpassage door een weiland wordt lachend begroet, en als het nodig is wordt er afgesprint op het drukbevolkte perron van station Delft. De vossenjachtrenner is constant op zoek naar mogelijkheden zich af te scheiden van de groep, desnoods door een rood te licht te pakken en rakelings voorlangs een Convoi Exceptionnel te scheren.
Een Tourrenner weet zich gesteund door ploegmaten. In de vossenjacht is de renner alleen. Het complexe karakter van de vossenjacht wordt blootgelegd in situaties waarbij het individu moet samenwerken met concurrenten. Zoals bij de oversteek van de Vlaardingervaart per trekschuit. Woensdagavond 26 augustus leidt het parcours een 50-koppig peloton naar dit in vossenjachtkringen roemruchte handbediende pontje. Bij het naderen ervan stijgt de nervositeit. Officieel past er 10 man op het pontje. Geen plaats op de pont betekent een schier onoverbrugbare achterstand. Na een ziedende jacht naar de oversteekplaats (ligt het pontje klaar? Kan ik mee?) blijkt het pontje halverwege, bevaren door twee jongedames. Enkele vossenjachtrenners trekken verwoed het pontje binnen.
Ik kom bij de laatsten aan en weet dat een vossenstreek nodig is om op het pontje te komen. Een steigerbalk die over het zijdezachte water loopt, biedt mogelijkheden. Ik doe m’n fietsschoenen uit en wankel, met m'n fiets op de schouders, over de smalle balk. Voordat het pontje is aangemeerd, ben ik als een Somalische piraat aan boord gesprongen. Aan de wal ontstaat een Gallisch-Romeins strijdtoneel zoals je dat alleen in Asterix en Obelix ziet.
Als de stofwolken zijn opgetrokken, blijkt er 25 man op de ernstig naar links hellende pont te staan. Dat overhellen wordt veroorzaakt door een viertal renners dien zich vastklampen aan de bakboordzijde van het pontje. Aan de verkeerde kant van de reling, fiets op de schouder, de schoenen angstig dicht bij het water. Ik zie kettingsmeer op kleding, armen en kuiten die getuigen van de schermutselingen.
Aan boord ontstaat een feeststemming. De pontbevaarders achten zich kansrijk voor de overwinning. Ik draai, in toerbeurt met twee anderen, als een razende aan het wiel dat het pontje over de door het kanaal lopende kabel trekt. De groep aan de kant heeft intussen de krachten gebundeld en draait even hard aan de kabel met het wiel dat op de kant staat. In tegengestelde richting uiteraard. Halverwege de vaart komt de pont krakend tot stilstand. Hierop verplaatst de feeststemming zich naar de groep aan de wal, en komt tot een climax wanneer de kabel om een paal wordt geslagen. In ziedende vaart vertrekken de saboteurs om via de trambrug bij Schipluiden de oversteek te maken. Wij zijn gedwongen de pont weer terug naar wal te draaien. Een renner springt aan wal om de kabel vrij te krijgen – met het risico alleen achtergelaten te worden.
De kabel komt vrij, de renner is net op tijd terug aan boord voordat opnieuw als een bezetene aan het wiel wordt gedraaid. Tot aan de helft gaat het vlot. Daarna stokt het tempo. Met elke decimeter die de pont de wal nadert, neemt de samenwerking af. Wie het eerst op de wal is, heeft voorsprong. Iemand doet een halfhartige poging af te spreken om te wachten met rijden tot iedereen van boord is. Achterop de pont heerst hierover consensus, voorop regeert het opportunisme. Het poldermodel en de vossenjacht, ze zullen elkaar nooit vinden.
Ruim voor de pont de wal bereikt, maakt een renner zich stilletjes klaar voor een sprong naar de lonkende graskant. Hij wacht tot het moment dat hij denkt succesvol te kunnen deserteren. Een paar man heeft hem door, maar zij kunnen zijn jump niet verhinderen. Met fiets en al vliegt hij in volle glorie tussen pont en steiger, gadegeslagen door 24 renners die elkaar het licht in de ogen niet gunnen.
Het water klotst, de walkant lonkt. Iedereen voelt: dit wordt kantje-boord. De renner landt. Half tegen de walkant. Een halve seconde balanceert hij tussen hoop en vrees, en valt ten slotte achterover in het donkere water van de Vlaardingervaart. De zwaartekracht als Vrouwe Justitia. Er is nog gerechtigheid in deze wereld. Hoongelach is zijn deel. Zoals een ware vossenjachtrenner betaamt, herpakt de renner zich razendsnel. Hij klautert uit het water en zit toch nog ruim voor de rest op de fiets. Zijn natte plunje laat een kilometerslang druipspoor achter over het resterende deel van het parcours. Erg handig voor achtervolgers in het vinden van de juiste route.
Misschien ook daardoor finisht de groep saboteurs die was omgereden uiteindelijk nog voor ons. Euforie, teleurstelling, hoop en vrees, belazerd worden en mazzel hebben. Een normaal mens kan er een leven lang over doen om dit gamma te doorlopen. Terwijl één vossenjacht volstaat.
Deze column verscheen in Triathlon Sport - september 2009